‘Ja,’ beaamde hij schor. ‘Probeer nog wat te slapen, Gabi. Morgen begint voor ons allemaal een nieuwe dag.’
‘Andreas –’
‘Ja?’
‘Ik wil alleen nog even zeggen dat ik vind dat Leon van geluk mag spreken dat hij een broer als jij heeft. Ik hoop dat de tweeling net zoveel van elkaar zullen houden. Welterusten.’
‘Daar ligt het vissersdorpje Apollonia, vernoemd naar de god Apollo.’ Vanaf zijn plaats als co-piloot vertelde Andreas Gabi het een en ander over de Cycladen.
Ze was nog nooit op Milos geweest. De piloot stuurde de helikopter naar het eiland dat als een edelsteen in de blauwe Egeïsche Zee lag. Het benam haar de adem. Eén keer was ze op Mykonos en op Kea geweest, per veerboot, niet via de lucht. Het zicht vanuit de lucht op de grillige, vulkanische formaties en kleurrijke stranden maakte haar sprakeloos.
Tijdens de vlucht hadden hun ogen elkaar meerdere malen ontmoet. Misschien kwam het door de wolkenloze hemel en het licht op deze hoogte maar als hij haar aankeek, leek het grijs van zijn irissen doorzichtig, als een vuur van zilver.
De tweeling zat in hun zitjes tegenover haar zodat ze hen in de gaten kon houden. Ze waren de hele vlucht wakker gebleven en heel rustig geweest.
‘Is dat Apollonia daar aan die baai?’ vroeg ze.
Andreas grinnikte. ‘Nee. Dat zijn de huizen van onze familie. Apollonia ligt er net achter.’
Het duizelde haar. Ze keek naar de tweeling. Ze hadden nog geen idee dat de ze uit een geslacht stamden dat een magisch koninkrijk bezat, sprookjesachtiger dan alles wat ze tot nu toe had gezien. Maar in plaats van torens en ophaalbruggen was er een glanzend wit cluster van kubusvormige gebouwen met als achtergrond een turkooisblauwe zee.
Iets verderop doemde het schilderachtige stadje op waar zij zou logeren. Het lag aan een zandstrand en had de typisch koninklijk blauw en witte kleuren zoals je altijd op films en kaarten over de Griekse eilanden kon zien. Voor ze geland waren, wist ze al dat ze het hier fijn zou vinden.
De pier van het dorp lag vol boten en er waren een heleboel winkeltjes en restaurantjes, een idyllischer vakantieoord bestond er niet. Zodra ze geland waren, hielp Andreas haar en de tweeling in de auto die bij de landingsplaats stond te wachten.
De piloot zette haar bagage en de wandelwagen in de kofferruimte. Ze stak haar hoofd door het raampje en riep: ‘Dank je. Als je met baby’s reist, heb je altijd veel bagage.’
De mannen grinnikten en Andreas ging achter het stuur zitten en startte. Met zijn gespierde lichaam zo dicht bij voelde ze zich fantastisch.
Hij reed langs taveernes en bars en hij wees waar de supermarkt en de bakker waren. Een paar minuten later draaiden ze een privéweggetje op dat door een bosje naar een charmant, wit met blauw huis met een schaduwrijke tuin en betegelde wandelpaden leidde.
Verrukt slaakte ze een kreet. ‘Wat een heerlijk plekje, Andreas.’
‘Ik ben blij dat je het leuk vindt. Vanuit de voordeur loop je zo het strand op. Ik heb dit huis gekozen omdat het airco heeft.’
‘We zullen het hier ontzettend naar onze zin hebben.’
Lachend stapten ze uit. De tweeling was nu klaarwakker en wachtte vol ongeduld tot ze bevrijd werden. Zij pakte Kris en Andreas Nikos. In de deur stond een knappe, donkerharige vrouw van midden twintig op hen te wachten.
‘Kalimera, Kyrie Simonides.’
‘Kalimera, Lena. Dit is Gabi Turner.’ De vrouwen glimlachten tegen elkaar. ‘Lena en haar man hebben de leiding hier. Ze hebben een zoontje van vijf maanden, Basil.’
‘Wat leuk – ik wil hem dolgraag leren kennen.’
‘Hij is nu bij mijn man maar straks kom ik wel met hem naar de tuin. Hoe oud zijn jouw kinderen?’
‘Drie maanden.’
‘Wat zijn ze lief.’ Lena’s blik gleed naar Andreas. Omdat de baby’s op hem leken en niet op Gabi, vroeg ze zich ongetwijfeld af wat hun relatie was. ‘Er is altijd iemand aanwezig bij de receptie. Als je iets nodig hebt, bel je maar.’
‘Dank je. Het is hier prachtig.’
‘Ja, dat vind ik ook. Prettig verblijf hier.’
Toen ze weg was, liepen ze door de met donkerhouten meubels en blauwe accessoires ingerichte, witte woonkamer. ‘Wat een enig huis!’ riep ze uit.
‘Ik ben blij dat het je bevalt.’ Ze volgde hem naar een slaapkamer met twee ledikantjes en twee commodes. Alles was onberispelijk schoon.
Hij hielp haar de jongens in hun bedjes te leggen. ‘Ik ga je spullen even halen.’
‘Dat is fijn.’ Ze kuste Kris. ‘De baby’s zijn al een hele tijd wakker. Ze hebben honger maar eerst moet ik ze verschonen.’
‘Daarna help ik je hen de fles te geven.’
‘Dat hoeft niet.’
‘En als ik het nu graag wil?’