‘Ik had geen idee dat het kind zo op je gesteld was,’ merkte hij op.
‘Ik zorg al voor haar sinds haar geboorte.’ Rusteloos van spanning keerde ze terug naar het woongedeelte van de caravan. ‘Eerst was Belinda ziek en later… waren er andere redenen waarom ze niet zoveel tijd bij haar dochter kon doorbrengen als ze wilde.’
‘Wat voor redenen?’ wilde hij weten.
‘Belinda ging samenwonen met een vent die niet echt gecharmeerd was van kinderen, en dus bleef Lydia bij mij,’ legde ze met enige tegenzin uit.
‘Hier… in deze caravan?’
‘Dat zouden we wel willen,’ antwoordde ze met een ongemakkelijk lachje. ‘Dit is een luxe uitvoering. De caravan waarin wij zitten, is ten minste twintig jaar ouder en heeft niet zoveel franje.’
Franje, dacht hij, om zich heen kijkend in de ruimte die hij claustrofobisch klein vond. Wat voor franje? De inrichting was zo goedkoop en smakeloos dat het een belediging was voor zijn ogen. Zag ze dit als luxe? Hij slikte een opmerking van ongeloof in.
‘Wat doe je hier, als je hier niet woont?’
‘Ik maak hem schoon voor de vakantiegangers die morgen komen.’
Ontzet door haar woorden, staarde hij haar vol ongeloof aan. ‘Ben je hier in dienst als schoonmaakster?’
‘Heb je daar een probleem mee?’
Zijn kaaklijn verstrakte, want hij had gehoopt dat ze een grapje maakte. ‘Natuurlijk niet. Je zei dat mijn broer je zuster heeft kaalgeplukt. Heeft hij jou ook geld afhandig gemaakt?’
‘Ik heb nooit geld gehad,’ antwoordde ze verbaasd. Even later drong het tot haar door dat hij niet kon begrijpen hoe dat zat, dus slaakte ze een zucht en gaf ze zich over aan het onvermijdelijke. ‘Belinda wilde niet dat ik erover sprak… Belinda en ik hadden dezelfde moeder, maar niet dezelfde vader. Ik heb mijn zus pas ontmoet toen ik zeventien was.’
‘Alle families hebben zo hun geheimen,’ bromde hij, opgelucht dat hij eindelijk een verklaring had op dat gebied. ‘Laten we maar openhartig tegen elkaar zijn.’
Opnieuw werd ze gespannen. ‘Ik was niet van plan om je leugens te vertellen.’
Lydia, die de spanning van haar tante voelde, hief haar hoofd en liet een kort protest horen.
Hij spreidde zijn gebruinde handen. ‘Ik wil geen ruzie met je maken.’
‘Goed… maar onder ons gezegd, denk ik dat we altijd ruzie zullen maken.’
‘Dat accepteer ik niet.’ Hij schonk haar een glimlach. Zijn donkere, goudkleurige ogen stonden koel en zelfverzekerd. ‘De toekomst van een kind staat op het spel, en na wat je de afgelopen maanden hebt moeten doormaken, is het niet meer dan logisch dat je gestrest bent.’
‘Ik heb niets doorgemaakt,’ reageerde ze stijfjes. ‘Ik hou van Lydia en ik zorg graag voor haar. Ik ben nu een tikje gespannen, omdat ik me zorgen maak wat er gaat gebeuren nu jij op het toneel bent verschenen.’
Twee paar ogen, een groen en een bruin paar, staarden hem angstig aan. Voor het eerst in zijn dertigjarige bestaan voelde hij zich als de wolf in het sprookje, die zich schuldig maakte aan het terroriseren van onschuldige en kwetsbare mensen. Tegelijkertijd maakte het hem woedend dat hij behandeld werd als een slechterik, en zijn trots kreeg er een knauw van. Hij besloot dat het tijd werd om de diplomatieke aanpak te laten varen. Als hij zijn intenties en zijn verwachtingen duidelijk maakte, was er geen plaats meer voor misverstanden.
‘Waarom zou je je zorgen maken over wat er gaat gebeuren, nu ik hier ben om te helpen? Ik moet tot de conclusie komen dat je me wilt beledigen –’
‘Nee, dat is helemaal niet mijn bedoeling!’ interrumpeerde ze hem, ontzet dat hij haar woorden zo interpreteerde.
Koel nam hij haar op. ‘Mijn inmenging kan alleen maar gunstig zijn voor mijn nichtje, want ze leeft nu in ontstellende armoede. Je hebt je best gedaan in vreselijk moeilijke omstandigheden en ik ben je zeer erkentelijk voor de moeite die je je hebt getroost voor het kind,’ merkte hij lijzig op. ‘Maar het is het beste voor Lydia dat ik haar nu meeneem naar Spanje, zodat ze de zorg en de privileges kan krijgen waarop ze vanwege haar adellijke afkomst recht heeft.’
Al het bloed trok weg uit haar gezicht. ‘We leven niet in ontstellende armoede –’
‘In mijn ogen is dat wel zo. Ik wil je niet beledigen, maar ik moet de waarheid zeggen.’
‘Je kunt haar niet van me afnemen en meenemen naar… Spanje,’ stamelde ze met een beverig stemmetje. Een golf van misselijkheid overspoelde haar. Het was alsof ze een vuistslag in haar maag had gehad, en haar geest werd leeg van angst.
‘Waarom niet?’ Hij trok een wenkbrauw op. Ze zag lijkbleek en drukte de baby stevig, wanhopig, tegen zich aan. Een mengeling van frustratie en kwaadheid maakte zich van hem meester, want hij wist dat zijn bedoelingen goed waren en dat dit de enige verstandige oplossing was. ‘Ik zie geen alternatief. Als je van het kind houdt, moet je haar ontwikkeling niet in de weg staan. Ik kan haar een veel beter leven geven.’