Dus stapte ze weer in de limousine, die langzaam een met weelderige bomen omzoomd klinkerweggetje af reed. Snel streek ze haar nieuwe zomerjurkje, een simpel maar vreselijk modieus gevalletje van organza met een meisjesachtig seringenmotiefje en een strikje ter afzetting van de verhoogde taillelijn, glad. Enkele minuten later stopte de auto voor een oude stenen poort die schuilging onder klimop.
Zandros kwam haar tegemoet. Hij droeg een losjes gesneden designkostuum in een staalgrijze tint en een gestreept zwart overhemd, dat niet zou misstaan in een hippe, chique club in Londen.
Instinctief begon ze sneller te ademen. Zag hij er dan nooit eens minder dan adembenemend uit?
‘Vandaag is de dag van ons nieuwe begin,’ kondigde hij glimlachend aan.
Nerveus beet ze in haar onderlip. ‘Ja…’
Zandros staarde naar haar roze lippen en vandaar naar het jurkje. Hoe speelde ze het in vredesnaam klaar om er in zo’n wijdvallend kledingstuk, dat bijna tot haar knieën kwam, toch zo verleidelijk uit te zien, vroeg hij zich af. En hoe had hij zelf slechts een paar dagen tevoren kunnen denken dat ze weinig bijzonders was? Het enige wat hij nu wilde, was haar zo snel mogelijk in zijn bed zien te krijgen.
Zou het komen doordat hij besefte dat, als ze slechts vrienden zouden zijn, ze wel eens een andere man zou kunnen vinden? In tegenstelling tot de meeste andere jonge vrouwen die hij kende, was ze niet geïnteresseerd in het aan de haak slaan van een rijke echtgenoot. Sterker nog, ze wílde niet eens met hem trouwen.
Dat had hij nog nooit meegemaakt, en het wakkerde zijn jagerinstinct aan. Hij had Katies capitulatie met dezelfde nietsontziende precisie voorbereid als die waarmee hij in zijn carrière te werk ging. Op de keper beschouwd waren romantische veroveringen immers niet anders dan financiële acquisities, zo hield hij zichzelf voor. Met de juiste benadering kon niemand zijn avances weerstaan.
Als betoverd keek Katie om zich heen. Ze stond op een bospad dat een eindje verderop uitkwam op een glooiend grasveld. Tussen de bomen ontwaarde ze een stenen torentje, waarvan de eerste verdieping schuilging achter een veranda met bogen waarover klimrozen groeiden. Toen ze wat dichterbij kwamen, slaakte ze een kreetje van verrassing.
Op de koele veranda stonden een witte marmeren tafel en een paar elegante, smeedijzeren stoelen met kleurige zijden kussens. De tafel was gedekt alsof er koninklijk gezelschap werd verwacht: kristallen glazen, zilveren en glazen serviesgoed, een keur aan heerlijke Italiaanse voorgerechtjes die haar het water spontaan in de mond deden lopen. Het geheel had zo in een tijdschrift gekund.
Voor het eerst begreep ze de voordelen van exorbitante rijkdom. ‘Dit is ongelooflijk,’ fluisterde ze. ‘Maar je eet toch niet graag buiten?’
‘Maar jij wel.’
‘Sinds wanneer laat jij je leiden door wat ík wil?’ vroeg ze oprecht verbaasd.
‘Ga je daar nu ook al over katten? Ik probeer aardig te zijn!’ wees hij haar op ironische toon terecht. ‘Ik dacht dat je dit leuk zou vinden. Daarom heb ik het gedaan.’
‘Het is prachtig,’ erkende ze. Omdat ze zich een beetje schaamde voor haar kritisch klinkende opmerking van even daarvoor, gaf ze zichzelf wat te doen door een paar van de handgeborduurde dekens die in een stapel onder een van de bogen lagen, op het gras naast de veranda uit te spreiden. Vervolgens legde ze er wat kussens op, schopte haar schoenen uit en ging zitten.
Ondertussen trok Zandros zijn colbertje uit en schonk een paar glazen wijn in.
Katie dronk sneller dan de bedoeling was. Ze was nog niet aan het klimaat gewend. Zelfs in de schaduw van de enorme kastanjeboom had ze het warm. ‘Is die toren voor de sier gebouwd, of heeft er ooit iemand in gewoond?’ vroeg ze nieuwsgierig.
Zandros trok een stoel in haar richting. Hij zat niet graag op de grond. ‘Het palazzo is in de zestiende eeuw gebouwd voor een edelman. Zijn maîtresse woonde in de toren.’
Katie negeerde de stoel. Ze zat heerlijk op de zachte deken. ‘Was hij getrouwd?’
Ach, uiteindelijk zou de informele setting van de deken alleen maar in zijn voordeel werken, dacht Zandros. Hij schoof de stoel weg en wierp haar een geamuseerde glimlach toe. ‘Daar heb ik nooit over nagedacht. Ik neem aan van wel.’
‘Getrouwd, met een minnares op loopafstand…’ mijmerde ze. Bijna flapte ze eruit dat ze ervan overtuigd was dat hij uiteindelijk precies hetzelfde zou doen als hij uit plichtsbesef met haar trouwde. Ze moest op haar lip bijten om geen ongepaste vragen over Ianthe te stellen. Hij had haar allang laten weten dat hij niet over zijn overleden vrouw wilde praten.
Met de katachtige gratie die haar al vaker was opgevallen, kwam hij naast haar op de deken zitten om een paar vriendelijke vragen te stellen over de jongens en de reis.