Ze groeiden zo snel dat ze eigenlijk altijd op zoek was naar passende kleertjes.
‘Wat een schattige jongetjes,’ zei de caissière met een ietwat medelijdende blik op haar ringloze vingers. Ze bood nog een kleine kassakorting aan, maar die weigerde Katie met haar laatste restje trots.
Toen ze de blik van de verkoopster volgde naar de dubbele buggy, gleed er evenwel automatisch een trotse glimlach rond haar lippen. Toby en Connor waren inderdaad een engelachtig stel met hun donkere krullen, gouden huid en grote bruine ogen. Ze waren erg ontwikkeld voor hun negen maanden, en waren continu op zoek naar aandacht en actie. Hoewel ze vaak doodmoe was, mede vanwege het feit dat beide jongetjes in staat waren hun ongenoegen over kleine details zeer luidkeels te laten blijken, was ze knettergek op het tweetal. Ze zweefde van geluk bij het besef dat zíj twee zulke slimme, prachtige jongetjes ter wereld had gebracht. Ze leken qua uiterlijk niet op haar en ook waren hun felle karakters heel anders dan haar zachte aard, maar ze hield van hen met heel haar hart. Slechts zelden, wanneer ze bijna niet meer op haar benen kon staan van vermoeidheid, durfde ze toe te geven dat het soms wel heel zwaar was.
Op de terugweg naar huis merkte ze dat ze op andere jonge vrouwen lette, waarbij ze zich erop betrapte dat ze stiekem dacht dat de vrouwen zonder kinderen er jonger, vrolijker en aantrekkelijker uitzagen. Toen ze zichzelf in een etalageruit weerspiegeld zag, moest ze bijna huilen. Vroeger had ze er leuk, met een beetje moeite zelfs knap uitgezien, maar nu zag ze slechts een onopvallend, klein mager meisje met een zorgelijk gezicht en een kastanjebruine paardenstaart. Toby en Connors vader zou haar geen blik meer waardig keuren, wist ze.
Zelfs vroeger had zijn aandacht haar met verwondering vervuld. Het was zo’n romantisch idee dat een vreselijk aantrekkelijke en geslaagde man, die aan elke vinger wel tien bloedmooie vrouwen kon krijgen, voor haar had gekozen. Haar illusies waren echter stuk voor stuk als zeepbellen uiteengespat om een keiharde, veel minder prettige waarheid bloot te leggen.
Hij was alleen maar iets met haar begonnen omdat ze toevallig beschikbaar was geweest, de enige vrouw in zijn omgeving in een periode dat hij vaak zin had in seks. Ze had hem gegeven wat hij wilde zonder iets terug te verwachten. Ze was niet meer geweest voor hem dan een dienstmeisje waarmee hij beter niet gezien kon worden. Vandaar ook dat hij haar nooit mee uit had genomen. Zodra ze maar enigszins blijk had gegeven van kritisch denkvermogen, had hij haar als een baksteen laten vallen. Ze had zich nog nooit in haar leven zo gekwetst gevoeld als na die kille, berekende scheiding.
Ze had juist de deur van haar eenkamerwoning gesloten, toen de huisbaas verscheen. ‘Je moet weg,’ deelde hij haar onomwonden mee. ‘Ik heb alweer een klacht gehad over het lawaai van je kinderen.’
Verbijsterd staarde ze hem aan. ‘Alle baby’s huilen wel eens.’
‘Twee baby’s huilen dubbel zo vaak.’
‘Ik zaI proberen ze rustiger te –’
‘Dat zei je de vorige keer ook, maar er is niets veranderd,’ zo onderbrak de huisbaas haar. ‘Ik geef je twee weken tijd om iets anders te vinden, en daarna laat ik je eruit zetten. Ga maar naar de Sociale Dienst om je iets anders te helpen zoeken.’
De man was zo onredelijk, er viel niet met hem te praten. Nadat hij was vertrokken, zeeg ze wanhopig neer op haar enige stoel. Ze wist dat ze geen poot had om op te staan. Ze had geen huurcontract, en eigenlijk kon ze de klagende buren geen ongelijk geven. De muren van het pand waren bijna zo dun als karton, en de baby’s huilden inderdaad regelmatig.
Vertwijfeld keek ze om zich heen. De armoedig gestoffeerde en ingerichte kamer stelde weinig voor en de gedeelde badkamer was klein, maar toch voelde ze zich hier thuis. Het gebouw was bovendien goed onderhouden en het stond in een veilige buurt. Ze kon hier rustig over straat lopen, en dat was wel eens anders geweest. Tijdens haar zwangerschap had ze een paar maanden in een gevaarlijke buurt vol gangs en drugshandel gezeten, waar ze nauwelijks naar buiten had gedurfd.
Hoe kon ze binnen twee weken iets anders vinden? Ze knipperde een paar tranen weg. Hier zat ze dan, drieëntwintig jaar oud en afhankelijk van de staat. Iemand die altijd haar eigen leven had bepaald, een ijverige jonge vrouw die altijd boordevol energie had gezeten. Zelfs in de laatste maanden van haar zwangerschap had ze nog plannen gemaakt voor de voortzetting van haar carrière…
Ze had echter niet beseft hoe moeilijk het zou zijn om er alleen voor te staan met twee kinderen. Ze had niet voorzien hoe snel een combinatie van woonproblemen, ziekte, onvoorziene vervoerskosten en te weinig nachtrust haar funest zou worden. Inmiddels was haar hoop op een onafhankelijk bestaantje volledig verwoest.