Rafaello zou Sams opmerkingen niet erg kunnen waarderen, meende ze. Het was maar goed dat hij er niet was. ‘Je kunt nu wel afgeven op hun rijkdom, maar vergeet niet dat dankzij hun vrijgevigheid pap nog in leven is.’
‘Nee, daar ben ik ze ook erg dankbaar voor.’ Hij propte zijn handen in zijn zakken. ‘Weet je, ik vind het opeens heel raar om hem “pap” te noemen. Ik heb hem gevraagd of ik voortaan Archie tegen hem mag zeggen. Hij zei dat hij dat best vond als ik me daar prettiger bij voelde.’
‘O, Sam!’ riep ze ontzet uit. Dat moest haar vader diep gekwetst hebben. ‘Hij is zestien jaar lang toch een vader voor je geweest? Is dat dan opeens niets meer waard?’
‘Dat zeg ik niet. Maar hij heeft nooit zo veel van mij gehouden als hij van jou hield. En het heeft geen zin om me tegen te spreken, want het is waar. Je kunt het hem ook niet kwalijk nemen.’ Ernstig keek hij haar aan. ‘Weet je, ik heb altijd geweten dat ik niet de zoon was die Archie zich wenste. Waarom denk je dat ik al die verschillende sporten doe terwijl ik eigenlijk en hekel heb aan sport? Om hem een plezier te doen, om te doen wat hij van me verwacht. En hoe denk je dat het is om steeds maar te moeten horen dat de Littles hier al vijf generaties lang hoofdtuinman zijn?’
Ze wilde protesteren, maar slikte haar woorden in. Het was goed dat Sam zich eens uitsprak. Hij had er duidelijk behoefte aan over zijn gevoelens te praten.
‘Weet je wat de eerste gedachte was die bij me opkwam toen Archie me vertelde dat hij niet mijn echte vader is?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik dacht: de hemel zij dank, ik hoef geen tuinman te worden als ik dat niet wil. Wel een beetje oppervlakkig van me, hè?’
Het lukte haar haar schok te verbergen.
Toen ze vijf jaar eerder het huis uit was gegaan, was Sam een rustig, lief, nogal gesloten jochie van elf geweest. Nu was hij een tiener van zestien die ze helemaal opnieuw moest leren kennen.
‘Ik paste nergens bij. Zelfs mam…’ Hij haalde zijn schouders op. ‘De hele dag tekeningen zitten maken is iets voor slome duikelaars, zei ze altijd. Voor kleine mensen met een klein denkraam.’
Verschrikt zei ze: ‘Nou, Sam, nu ga je wel een beetje ver, hoor.’
‘En jij… jij was hartstikke slim, maar ze haalden je van school. Je kon maar beter gaan werken, want zo deden we dat nu eenmaal. We waren immers maar eenvoudige mensen. Ambitie en verbeeldingskracht waren iets voor anderen,’ vervolgde hij op bittere toon. ‘Nee, eerlijk gezegd kon ik mijn geluk niet op toen ik hoorde dat ik geen Little was.’
‘Ik begrijp het,’ zei ze, en dat was waar. Het kwam allemaal door de Grazzini-genen. Sam had zich ernstig beperkt gevoeld in zijn vrijheid. Hij was slim, hij had dromen en verwachtingen, maar in het milieu waarin hij was opgegroeid, werd hij niet serieus genomen.
‘Het enige probleem is,’ zei hij met een scheve grijns, ‘dat ik me afvraag of ik, nu ik een onechte Grazzini blijk te zijn, wel aan bepaalde verwachtingen zal kunnen voldoen.’
‘Ach, lieverd, wees maar gewoon jezelf.’ Ze gaf hem een knuffel. ‘Ik ben dol op je. Het voornaamste is dat je weer lekker in je vel zit.’
‘Een tiener zal nooit toegeven dat hij lekker in zijn vel zit, Glory,’ schamperde hij. ‘Zeg, ik moet nog een hoop doen voor mijn kunstproject. Laat me maar even zien waar je me wilt hebben. Dan ga ik gauw aan de slag.’
Ze ging hem voor naar boven.
Met belangstelling bekeek hij de schilderijen die op de overloop hingen. ‘Wie is dit?’ Hij wees naar een portret van een oudere man.
‘Een van je voorvaderen, denk ik. Ik heb geen idee, maar Rafaello zal je daar meer over –’
‘Vast. Het is ongetwijfeld iemand die het ver geschopt heeft in het leven.’ Hij trok een gezicht. ‘Ik denk niet dat ik me ooit ergens echt thuis zal voelen, zus,’ zei hij toen hij de kamer betrad die ze voor hem bedacht had. ‘De Grazzini’s zijn alleen maar geïnteresseerd in geld verdienen en zakendoen, en dat is niets voor mij. Ik wil kunstschilder worden.’
‘Waarom zou je je hier niet thuis voelen? De Grazzini’s hebben smaak en houden van kunst en antiek.’
Daar dacht hij even over na. Toen wierp hij een zijdelingse blik op haar en zei: ‘Ik ben blij dat je Rafaello uit zijn lijden hebt verlost.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, je hebt toch besloten om met hem te trouwen? Ik heb hem bijna dagelijks aan de telefoon. Ik schaam me nog steeds een beetje voor het feit dat ik hem naar te keel sprong. Toen hij me eenmaal had verteld hoe het zat tussen jullie –’
‘Toen hij wát?’ Ze sloeg haar armen over elkaar en keek hem recht aan.
‘Glory, je hebt hem flink laten lopen, dat kun je niet ontkennen. Geen wonder dat die man geen idee heeft wat hij van je kan verwachten. Je laat hem om de haverklap vallen! Hij zei dat hij er niet van zou opkijken als je vrijdag niet in de kerk verscheen.’