‘Hè? Maar ik dacht…’
Verbijsterd luisterde ze naar Sam, die haar vertelde wat er allemaal was gebeurd. Toen was gebleken dat de ingreep die hun vader het leven kon redden nog nooit in Engeland was uitgevoerd, had Rafaello een beroemde neurochirurg uit New York laten overkomen om haar vader te opereren.
Niet te geloven, dacht ze ontroerd. Rafaello wilde niets van dankbaarheid weten, terwijl hij hemel en aarde had bewogen voor haar en haar familie…
Even later werd ze door een vriendelijke verpleegster naar de kamer gebracht waar haar vader lag.
Toen Glory hem aan al die slangen en apparaten zag liggen, vergat ze op slag haar eigen problemen. Ze concentreerde zich hem, vouwde haar handen ineen en begon te bidden.
Tegen de ochtend begon hij duidelijk tekenen van vooruitgang te vertonen, en ze besloot haar broer te zoeken om hem het goede nieuws te vertellen. In de wachtkamer trof ze echter niet Sam aan, maar Maud. Het schaamrood steeg naar haar wangen. Ze had helemaal niet meer aan de huishoudster gedacht! Gauw vertelde ze haar het goede nieuws.
Met tranen van dankbaarheid in haar ogen greep Maud haar hand. ‘Vind je het goed als ik nu weer even bij hem ga zitten?’
‘Ja, natuurlijk. Wat ontzettend egoïstisch van me dat ik zo lang bij hem ben gebleven. Ga maar snel naar hem toe. Weet je misschien ook waar Sam is gebleven?’
‘Mr. Grazzini heeft hem meegenomen naar zijn appartement. Het arme joch was doodop. Ik zou het ze laten weten als er nieuws was. Zou jij het erg vinden om ze even te bellen?’ Na het telefoonnummer op een papiertje te hebben gekrabbeld, haastte Maud zich naar de kamer van de man die ze liefhad.
Rafaello nam vrijwel onmiddellijk op. Hoewel hij blij was met het goede nieuws, vond hij het niet nodig om Sam ervoor te wekken. De jongen had zijn slaap hard nodig, meende hij.
Glory was te moe om hem tegen te spreken en krulde zich op in een stoel in de wachtkamer.
Halverwege de ochtend bracht Rafaello Sam terug naar het ziekenhuis.
Inmiddels was haar vader weer volledig bij kennis.
‘Ik ga terug naar huis. Als je wilt, kun je meerijden,’ bood Rafaello aan. ‘Je zult wel even willen slapen, lijkt me.’
‘Nee, dank je wel.’
‘Ga nu niet moeilijk zitten doen,’ zei hij geïrriteerd. ‘Je blijft hier toch niet op zo’n ongemakkelijke stoel zitten alleen maar omdat je denkt mij daarmee een hak te zetten?’
Ze sloeg haar armen over elkaar. Ze had het gevoel dat ze ieder ogenblik in tranen kon uitbarsten en vertrouwde zichzelf niet.
Toen ze Sam en Rafaello daarnet samen had zien binnenkomen, had ze geconstateerd dat haar broer zijn held had gevonden. Dat verwonderde haar, want Sam was nooit zo gauw dik met vreemden. Per slot van rekening kenden Rafaello en hij elkaar nauwelijks. Haar vaders ziekte leek hen nader tot elkaar te hebben gebracht, en daar was op zich niets mis mee natuurlijk, maar Sam moest niet vergeten dat Rafaello hun vaders werkgever was. Hij moest hem niet behandelen als zijn beste vriend of zijn broer!
‘Ik probeer helemaal niemand een hak te z-zetten,’ bracht ze half snikkend uit.
Rafaello zei niets. Hij sloeg een arm om haar schouders, pakte haar handtas en loodste haar naar de lift.
Willoos liet ze zich meevoeren. Haar familieleden hadden haar niet meer nodig; die waren gewend het zonder haar te stellen. En op Rafaello konden ze tenminste rekenen. Hij was bijkans een heilige. Toch wilde hij geen dankbaarheid, en ze zou ook willen dat ze hem niet dankbaar hoefde te zijn. Als ze zijn liefde niet kon krijgen, wilde ze niets meer met hem te maken hebben.
Voorzichtig hielp hij haar de gereedstaande limousine in, waarna hij naast haar plaatsnam. ‘Je bent helemaal op. Je moet echt even rust nemen. Huil maar eens flink uit, dat zal je goeddoen.’
‘Je bent de hele tijd zo verrekte aardig! Hou daar toch eens mee op!’ riep ze gefrustreerd uit. Ze schoof zo ver mogelijk bij hem vandaan en dook in elkaar.
Het volgende moment werd ze bij haar middel gegrepen en terug naar het midden van de bank getrokken. Ze wilde protesteren, maar hij snoerde haar de mond met een kus, die ze automatisch beantwoordde. Gretig greep ze zijn schouders vast, woelde met haar vingers door zijn nekharen.
Het voelde zo goed om in zijn armen te liggen. Ze kon niet meer denken, ze wilde niet meer denken. Iedere cel van haar lichaam snakte naar hem.
Toen Rafaello op een gegeven moment zijn hoofd terugtrok, voelde ze zich akelig verlaten. Met opeengeklemde kaken keek hij haar aan. ‘Sorry,’ zei hij. ‘Het gebrek aan slaap begint me parten te spelen. Het spijt me. De volgende keer moet je me maar gewoon van je afslaan.’
Ze beefde – van woede, van moeheid en van de zorgen. Ze haatte hem. Ze hield van hem… Ze sloeg haar ogen neer en zweeg.
‘Logeert Maud hier ook?’ vroeg ze toen ze Rafaello’s indrukwekkende penthouse betraden. Alleen al de hal leek de afmetingen van een voetbalveld te hebben.