In haar oren prijkten een paar zilveren oorbellen met een subtiel turkooisje erin, en aan haar pols droeg ze een zilveren horloge. Volgens Rafaello hoorde een choker er gewoon bij.
Hij had geprobeerd haar over te halen om gouden sieraden met diamanten te nemen, maar ze had hem uitgelachen. Ze hield nu eenmaal van zilver. Bovendien zou ze, wanneer ze straks wegging, de zilveren sieraden kunnen meenemen zonder zich bezwaard te voelen, want die hadden – gemeten naar Rafaello’s maatstaven – maar een schijntje gekost. Voor haar zouden het echter kostbare herinneringen zijn. Herinneringen die ze ooit, in de verre toekomst, zou doorgeven aan hun kind…
Een schaduw trok over haar gezicht. De dag daarvoor waren haar angstige vermoedens officieel bevestigd.
Het was ermee begonnen dat ze zich een paar dagen terug niet lekker had gevoeld bij het wakker worden. Aangezien ze al een paar dagen over tijd was geweest, was de schrik haar om het hart geslagen.
Ze had besloten Rafaello er niet mee lastig te vallen tot ze zekerheid had. Per slot van rekening kon de maandelijkse cyclus door van alles van slag raken.
Toen Rafaello haar even later voor ‘luilak’ had uitgemaakt, omdat ze nog in bed lag, was ze evenwel uit haar slof geschoten. ‘Hou op, wil je. Ik voel me niet zo lekker, nou goed?’ had ze hem toegesnauwd.
‘O. Ben je ongesteld?’ Afwachtend had hij haar aangekeken.
‘Eh, ja…’ had ze haastig geantwoord.
Hij had van oor tot oor geglimlacht en opgelucht uitgeroepen: ‘Dus je bent niet zwanger, bella mia!’
Twee dagen later was ze erin geslaagd in het geheim een dokter te bezoeken, en die had bevestigd dat ze in verwachting was. Dat was gisteren geweest.
Ze zou het Rafaello niet vertellen. Tenslotte dacht hij alleen maar in termen van trouwen of abortus, en geen van die mogelijkheden stond haar aan. Misschien zou hij zich gedwongen voelen om te proberen haar tot steun te zijn gedurende haar zwangerschap, en dat zou ze niet kunnen verdragen. Ze had immers ook haar trots.
‘En, Glory?’
Ze schok op uit haar gemijmer en wendde zich met een geforceerde glimlach af van de spiegel.
‘Ik had al zo’n idee dat hij je wel beviel,’ zei hij.
En hij had al afgerekend ook, besefte ze bij het zien van zijn ondeugende grijns.
‘Ja, hij is echt heel mooi,’ zei ze gemeend.
Opeens werd ze overspoeld door een golf van dankbaarheid. Nog nooit in haar leven was ze zo gelukkig geweest als de afgelopen weken met Rafaello, realiseerde ze zich.
Maar als ze hem nu ging vertellen dat ze in verwachting was, zou het afgelopen zijn met de pret.
Al zou er op een gegeven moment toch een einde aan komen, wist ze. Haar lichaam was al aan het veranderen: haar borsten waren erg gevoelig, en ze werd misselijk van bepaalde geuren. Die verschijnselen vielen echter vast nog wel een paar weken te verdoezelen.
Op weg naar buiten vlocht Rafaello zijn vingers door hare. ‘En wat nu… Naar het Liston, zeker?’ vroeg hij plagerig.
‘Nou, als dat zou kunnen!’
Even later streken ze neer op een van de vele terrasjes van het Liston: een door een Fransman gebouwde kopie van de Rue de Rivoli in Parijs. Het was gezellig druk in Corfu-stad. Glory vond het altijd heerlijk om daar met Rafaello te zitten en de wereld aan haar voorbij te zien trekken.
‘Waarom kijkt iedereen zo naar ons?’ had ze zich de eerste keer dat ze hier zaten afgevraagd.
‘Ze vragen zich af wie die beeldschone vrouw aan mijn zijde is,’ had Rafaello geantwoord, en zijn trotse glimlach had haar verteld dat ze erin was geslaagd eruit te zien als het soort vrouw dat aan zijn zijde hoorde.
Terwijl Rafaello een glas wijn voor zichzelf en een ijscoupe voor haar bestelde, sloeg ze hem gade. Hij was een lust voor het oog, stelde ze dromerig vast. Alles aan hem klopte. Ze was zo verliefd, dat ze het wel van de daken wilde schreeuwen.
Straks zou het voorbij zijn. De rest van haar leven zou ze het moeten doen met dierbare herinneringen aan een fantastische tijd op een fantastisch eiland – met de man van haar dromen…
‘Wat gaat er allemaal om in dat mooie blonde hoofdje van je?’ mompelde Rafaello, haar oplettend aankijkend. ‘Als je niet gauw opbiecht wat je dwarszit, zou ik wel eens heel boos kunnen worden…’
Ze schrok. Hij zou toch niets doorhebben?
‘Geintje,’ zei hij grinnikend.
‘Er zit me anders niets dwars, hoor. Hoe kom je erbij?’ Om haar nervositeit te verbergen haalde ze nonchalant haar schouders op, maar onder de tafel legde ze instinctief haar hand op haar buik.
‘Je bent van nature geen zwijgzaam type, maar de afgelopen dagen ben je opvallend stil. Het is alsof je er niet helemaal bij bent met je gedachten. Wat is er, mia precioza? Mis je je familie soms? Je hebt het nooit over ze, maar misschien is dat wel omdat je heimwee hebt.’ Afwachtend keek hij haar aan.