‘Nou, nee. Dat dacht ik niet, nee,’ antwoordde hij koeltjes.
‘Wat heb je hierbij te winnen, Rafaello?’
‘Jou.’
Ze leunde achterover en sloot haar ogen. Ze was moe, doodmoe.
Toen ze haar ogen weer opsloeg, lag ze tot haar verbazing niet meer in bad, maar stond ze in Rafaello’s armen. Hij had haar eruit getild zonder dat ze het merkte.
Voordat ze kon protesteren, hielp hij haar uit het natte overhemd en sloeg een grote zachte badhanddoek om haar heen.
‘Je zult het je op dit moment waarschijnlijk nauwelijks kunnen voorstellen, bella mia, maar ik weet zeker dat we het goed zullen hebben samen,’ zei hij. ‘Morgen, wanneer je wakker wordt, zul je je een stuk beter voelen.’ Weer tilde hij haar op, en hij vlijde haar neer op het bed. ‘Eigenlijk moet je nog even wat eten.’
‘Ik zou niet kunnen.’ Ze achtte zichzelf niet eens in staat om een vork of een lepel naar haar mond te brengen.
Haar blik viel op de miniatuurportretjes boven haar hoofd. ‘Wat zijn dat voor figuren?’
‘Heiligen.’
Ze zette grote ogen op. ‘Wat moet jij nou met een plank vol heiligen boven je hoofd?’
‘Het bed komt uit mijn moeders familie. Het is een traditioneel huwelijksbed. Je komt het hier op Corfu veel tegen.’
Dat was waar ook, zijn moeder was dan wel Italiaanse, maar ze was opgegroeid op Corfu, herinnerde Glory zich.
‘Een huwelijksbed, zeg je.’ En daar hadden zij als ongetrouwd stel… Zoiets bracht vast ongeluk. ‘Dat wij daar gebruik van hebben gemaakt, is haast heiligschennis,’ zei ze verontwaardigd.
‘Schei uit, Glory. Het is gewoon een bed.’ Meewarig schudde hij zijn hoofd.
Ze haalde haar schouders op en sloot haar ogen. Stom van hem dat hij dat soort dingen aan zijn laars lapt, dacht ze. Al biddend viel ze in een diepe slaap.
Toen ze de volgende ochtend ontwaakte, stond de zon al hoog aan de hemel. Ze lag alleen in het bed, en te oordelen naar het kussen naast haar, had ze het bed de hele nacht voor zich alleen gehad.
Na onder de douche het zand van de vorige dag uit haar haren te hebben gewassen, hulde ze zich in een badhanddoek. Toen ze de badkamer uit kwam, trof ze in de slaapkamer een kamermeisje aan dat net bezig was haar koffer uit te pakken. Met een blauwe rok en een witte bloes verdween ze weer naar de badkamer.
Even later stak Rafaello zijn hoofd om de deur. ‘Ontbijt?’
In zijn zwarte T-shirt zag hij eruit om op te eten, constateerde ze. Meteen begon ze te blozen.
‘Nou, graag. Ik heb honger als een paard,’ bekende ze.
Op het balkon bleek een uitgebreid ontbijt klaar te staan. Ze wist gewoon niet waarmee ze moest beginnen.
‘Vandaag beginnen we opnieuw,’ kondigde Rafaello aan.
‘O?’ Ze meed ieder oogcontact en concentreerde zich op het ontbijt.
Opnieuw beginnen, gewoon doen alsof er niets gebeurd was – nou, haar lichaam wist wel beter! De vorige dag kon niet zomaar uitgewist worden; zeker niet als ze zwanger zou blijken te zijn.
Onder de douche was ze eens gaan rekenen, en ze was tot de conclusie gekomen dat ze net in haar vruchtbare periode zat. En als ze op haar intuïtie moest afgaan, was het kwaad inmiddels geschied.
‘Glory…’ Rafaello legde zijn hand op de hare. ‘Heb je soms een tijd gevast voor je hier kwam, of ben je nu voor twee aan het eten?’
‘Is dat soms weer zo’n flauwe grap van je?’ vroeg ze, hem recht aankijkend.
Hij slaakte een zucht. ‘Ik weet een beetje hoe jij denkt, bella mia. Toen jij naar die heiligen aan het hoofdeinde van het bed vroeg, zag ik gewoon aan je dat je allerlei bijgelovige gedachten kreeg.’
‘Ik ben helemaal niet bijgelovig!’
‘Nee? Als hier om de hoek een kerk zou zijn geweest, had je er waarschijnlijk de halve nacht biddend om vergeving doorgebracht,’ zei hij geamuseerd. ‘Wat wij hebben gedaan, is niet zondig of zo, hoor.’
Ze perste haar lippen opeen en sloeg haar ogen neer.
‘Je hoeft niet bang te zijn dat je er vreselijk voor gestraft zult worden,’ vervolgde hij zelfverzekerd. ‘Er zullen heus geen repercussies volgen.’
‘Hoe kun je dat nu zeggen? Sta je soms in direct contact met moeder natuur?’
Hij schoof zijn stoel achteruit, trok haar overeind en nam haar in zijn armen. ‘Wat ben jij toch een vreselijke pessimist. Herinner je je nog die keer dat we gingen picknicken? Het was prachtig weer, maar jij beweerde dat het op zo’n mooie dag wel moest gaan regenen. De logica ervan ontging me –’
‘Het ging toch ook regenen,’ wierp ze ertegenin. Ze herinnerde het zich nog goed. Het was een heerlijke dag geweest, geen vuiltje aan de lucht. Nog geen achtenveertig uur later waren Rafaello en zij uit elkaar gegaan. ‘Op de terugweg naar huis kwam de regen bij bakken uit de hemel.’