Diezelfde avond had Sam Joe gesproken. Nadat Sam zijn vriend ervan had kunnen overtuigen dat ook hij vrijuit zou gaan, was Joe naar Rafaello gegaan om hem persoonlijk zijn excuses aan te bieden. Het bleek dat hij het snuifdoosje had meegenomen, omdat het hem een leuk verjaardagscadeau voor zijn moeder had geleken. Bijna onmiddellijk had hij spijt gekregen van zijn daad, en toen had hij het doosje maar in het schuurtje van de Littles verstopt, in de hoop dat niemand het ooit zou missen. Hij had er geen idee van gehad dat het zo waardevol was.
Ja, met Sam en Joe is het allemaal goed afgelopen, dacht ze, nippend aan haar koele drankje.
Het werd tijd dat ze eindelijk eens afstand nam van het verleden, dat feitelijk alleen maar bestond uit een handvol romantische ideeën. Ze zou er beter aan doen Rafaello te zien zoals hij nu was: een kille man met een wrede inslag.
‘Als ik nog op tijd wil zijn voor de vlucht van vanavond, moet ik zo langzamerhand weg,’ hoorde ze Jon zeggen.
Toen ze zich omdraaide, zag ze dat Jon het tegen Rafaello had, die een paar meter bij haar vandaan stond. Ze zette haar glas neer en stak haar kin naar voren. ‘Ik ga met Jon mee terug,’ kondigde ze aan. ‘Ik ben niet van plan hier te blijven.’
Jon wierp haar een verschrikte blik toe en maakte zich vervolgens snel uit de voeten.
‘Jij gaat helemaal nergens heen, cara,’ zei Rafaello.
‘Zo? En hoe denk je me tegen te houden?’
‘Zo nodig met bruut geweld.’
Spottend keek ze hem aan, om hem duidelijk te maken dat ze niet onder de indruk was van zijn dreigement. ‘Als je het lef toch hebt… Ik schreeuw het hele eiland bij elkaar.’
‘Lawaai doet me niets. Bedrog, daar kan ik niet tegen.’
‘Gut, gut, wat zijn we toch beschaafd,’ snibde ze. ‘Maar intussen word ik wel gedwongen om akkoord te gaan met dat barbaarse plan van –’
‘Gedwongen?’ Hij trok een wenkbrauw op. ‘Als ik me niet vergis, kwam je je afgelopen vrijdagavond zelf aanbieden, vermomd als sloerie.’
‘Ik was niet vermomd als sloerie!’
‘Alle vrouwen zijn hetzelfde,’ verzuchtte hij, zijn das lostrekkend. Hij wierp het ding achteloos op tafel, maakte de bovenste knoopjes van zijn overhemd los en deed zijn jasje uit. ‘Eerst iemand lekker maken, en vervolgens de vermoorde onschuld uithangen als het slachtoffer toehapt.’
‘Hou op, Rafaello Grazzini. Je weet niet eens wat het woord slachtoffer inhoudt.’
‘Klopt.’ Doordringend keek hij haar aan. ‘Ik ben blij dat je dat inmiddels inziet. Vijf jaar geleden dacht je nog dat ik zo’n sufferd was die gemakkelijk aan het lijntje te houden viel, maar uiteindelijk was jij degene die aan het kortste eind trok en de benen nam met een gebroken hart.’
‘Gemene schoft die je bent…’ Moest hij haar nu echt herinneren aan die keer dat hij had geprobeerd haar te kwetsen door die bankiersdochter op te vrijen, onder háár neus?
Hij gooide zijn jasje boven op zijn das. ‘Dat laat ik me door niemand zeggen,’ zei hij op grimmige toon.
‘O, nee? Nou, ik heb daarnet toch maar mooi gezegd en ik leef nog,’ zei ze triomfantelijk.
‘Geloof maar niet dat er je zomaar vanaf komt. De rekening begint aardig op te lopen. Dio mio, denk je soms dat ik gek ben?’
Die opmerking over een oplopende rekening beviel haar allerminst. ‘Hoor eens, volgens mij heeft het weinig zin meer om nog verder te praten. Ik ga nu met Jon mee naar het vliegveld.’
‘Geen sprake van.’
‘Poehpoeh,’ zei ze, in de hoop dat het zo smalend klonk als ze het had bedoeld.
‘Ik heb je gewaarschuwd.’ In twee stappen was hij bij haar, en met een grimmig gezicht pakte hij haar bij haar middel.
Net op het moment dat hij haar optilde, haalde ze uit om hem een klap in zijn gezicht te geven. Die zag hij echter aankomen, en hij wist hem handig te ontwijken.
‘Hoe durf je me te ontwijken?’ riep ze kwaad uit.
‘Als je dat weer doet, gooi ik je in het zwembad, hoor.’ Hij legde haar over zijn schouder, waardoor ze hem niet meer in het gezicht kon raken.
‘Maar ik kan niet zwemmen!’ gilde ze, in paniek.
‘Ik spring met je mee, maar kopje-onder zul je,’ verzekerde hij haar terwijl hij naar de hal liep.
‘Ik bel de politie als je me niet gauw neerzet.’
‘O? En hoe dacht je dat aan te pakken?’
Een beleefd gekuch trok hun beider aandacht.
‘Eh, Rafaello,’ zei Jon aarzelend, ‘vind je het nu werkelijk nodig om je gast zo hardhandig aan te pakken?’
‘Bemoei je niet met zaken waar je geen verstand van hebt, Jon. Glory en ik kennen elkaar al heel erg lang. We zijn praktisch samen opgegroeid.’
‘Helemaal niet!’ Ze hief haar hoofd zo ver mogelijk op om Jon aan te kijken, maar hij bevond zich buiten haar gezichtsveld.