Hij legde een hand op haar schouder en trok haar naar zich toe. Daarop nam hij haar heupen in zijn grip en drukte zijn mond op de hare.
Katie sloot haar ogen en opende haar lippen bij de eerste bedwelmende aanraking van zijn lippen. Ze had hem nooit kunnen weerstaan, kon dat ook nu niet.
Met rauwe hartstocht en dwingende gulzigheid kuste hij haar, even onweerstaanbaar sensueel als vroeger. Haar botten leken te smelten, en het duizelde haar van overweldigende opwinding. Bevend klampte ze zich vast aan zijn schouders, onwillekeurig kreunend toen zijn tong haar mond verder begon te verkennen.
Zandros wilde haar juist op het bed leggen, toen er een ongewoon geluid weerklonk. Met een luide kreun van frustratie keek hij naar de baby, die hen tussen de spijlen van zijn ledikant door nieuwsgierig gadesloeg.
Verdorie, hij was die kinderen faliekant vergeten! Hoe was dat in vredesnaam mogelijk! Wie of wat kon hem zomaar de kinderen doen vergeten over wiens bestaan hij twee dagen tevoren nog niets had vermoed? Dat antwoord was niet moeilijk… ‘Sorry,’ zei hij. ‘Dat had ik niet moeten doen.’
Katies knieën knikten nog na; haar hele lichaam tintelde van de onverwachte gewaarwordingen. Ze wist dat ze zich eigenlijk vreselijk moest voelen omdat ze zich zo had laten meeslepen, maar tegelijkertijd wilde ze niets liever dan dat hij haar op het bed zou drukken om zich volledig te laten gaan. Het was gênant en opwindend tegelijk.
Toch wilde ze nog één ding weten. ‘Is er een ander?’ vroeg ze.
Er viel een stilte, die zich langzaam uitbreidde tot ze in alle hoeken van de kamer was doorgedrongen.
Katie had het gevoel alsof ze vanaf grote hoogte in die eindeloze stilte werd gesmeten, tot ze erdoor omhuld werd als door een mistbank, terwijl haar vraag nog na-echode. Waarom zei ze ook altijd de verkeerde dingen tegen hem? Destijds had ze gezegd dat ze van hem hield, en als antwoord had hij de grote verdwijntruc uitgehaald. Ze drukte haar nagels in haar handpalmen tot het pijn deed. Waarom had ze het gevraagd? Ze wist toch dat hij nog geen kamer binnen kon komen zonder over de gewillige vrouwen te struikelen.
‘Dit is niet het juiste moment om het daarover te hebben,’ bromde hij. Waar haalde ze het lef vandaan om dat te vragen, dacht Zandros. Wist ze dan echt niet dat je dat soort dingen niet vroeg aan een ex-minnaar? Waarom vond hij zichzelf dan opeens weer zo’n ellendeling?
‘Je had me niet moeten kussen,’ begon ze.
‘Je wilde het zelf.’ Hij gooide een klein doosje op het bed. ‘Die is voor jou. Je hoort morgen wel van me.’
Het was het allerlaatste model mobiele telefoon, in haar lievelingskleur nota bene. Nog voor ze hem kon bedanken, was hij vertrokken. Ze slikte, knipperde een paar keer en keek om zich heen. Hij was weg. De kamer was opeens akelig leeg. Hij mocht dan helemaal fout voor haar zijn en bovendien een vreselijke kerel, dat nam niet weg dat ze nog steeds met elk vezeltje van haar lichaam naar hem verlangde…
Zodra Zandros weer in de limousine zat, ging zijn telefoon. Het was een goede vriend, die een belangrijk aandeelhouder in een bekend roddelblad was. ‘Weet je dat het gerucht de ronde doet dat er binnenkort in de Globe een smeuïg verhaal over jou zal verschijnen? Iets heel geheimzinnigs, schijnbaar…’
Zandros verstijfde. Hij was gewend aan paparazzi. Altijd en eeuwig probeerden ze foto’s te krijgen van hem, de vrouwen met wie hij uitging en alles wat hij verder deed. Het was onmogelijk dat het verhaal over Katie en de tweeling al bekend was, maar toch belde hij meteen zijn persagent om te vragen of die al iets had gehoord. Dat bleek niet het geval te zijn. Opeens herinnerde hij zich dat Katie, toen ze de vorige dag boos uit de auto was gestapt, had gezegd dat ze hem in elk geval een kans had gegeven. Zou zij… Hij zocht haar nieuwe nummer op in zijn telefoon.
Het duurde even voor Katie het geluid van het overgaande mobieltje kon plaatsen. Onzeker nam ze op. ‘Eh… Hallo?’
‘Heb jij iets over ons gezegd tegen een journalist?’ vroeg hij zonder omwegen.
Katie werd meteen vuurrood. ‘Nee.’
‘Zeker weten?’ Zijn stem had een ijzige ondertoon. ‘Als ik erachter kom dat je liegt, zou ik daar bepaald niet blij mee zijn.’
‘Ik heb niets gezegd, maar ik werd gisteren wel benaderd door een journalist,’ bekende ze. Ze vertelde wat er was gebeurd.
‘Maar je hebt niets gezegd?’
‘Geen woord.’
‘Ik verschaf de pers geen toegang tot mijn privéleven.’
‘Ik weet niet waarom ik dit moet weten.’
‘Omdat je nu deel uitmaakt van mijn leven. Het zou me hevig irriteren als ik ergens iets moest lezen over mijzelf of de kinderen, hoe onschuldig ook. Begrepen?’
‘Ja, ja, ik begrijp het.’ Ongeduldig hing ze op, hoewel ze stiekem blij was dat hij haar nu wél als deel van zijn leven beschouwde.