‘De meeste mensen die me willen spreken, vallen met de deur in huis,’ merkte hij droogjes op. ‘Ze weten dat mijn tijd kostbaar is.’
‘Ik weet niet goed wat ik moet zeggen,’ zei ze. ‘Het is nogal heftig om, eh… Ik bedoel… Het valt niet mee om opeens weer oog in oog met je te staan.’
‘Het weerzien met jou geeft mij anders helemaal geen ongemakkelijk gevoel, hoor.’ Hij leunde tegen zijn glazen bureaublad en keek haar aan met een glimlach die haar maag prompt deed samenkrimpen.
In een poging zich te concentreren richtte ze haar blik op zijn stropdas. ‘O, nou ja… Ik weet niet of je al een idee hebt wat ik hier kom doen, maar… Laat ik het je maar vertellen.’
‘Graag,’ zei hij beminnelijk.
Die heerlijk stem. Die diepe hese stem met dat Italiaanse accent maakte dat ieder woord dat hij uitsprak haar het gevoel gaf dat iemand haar over haar rug streelde. Een huivering voer door haar heen.
Ze schrok van haar gedachten en begon haastig te praten. ‘Ten eerste wil ik je graag mijn verontschuldigingen aanbieden voor het gedrag van mijn broer. Wat Sam heeft uitgehaald, kan absoluut niet door de beugel, en dat weet hij. Ik heb altijd geleerd dat je met je tengels van andermans spullen moet afblijven, en Sam heeft dat ook meegekregen. Hij is gewoon jong en onbezonnen en –’
‘Dat weet ik,’ viel Rafaello haar in de rede. ‘Zou je me alsjeblieft willen aankijken als je tegen me praat? Ik vind het vervelend als iemand het woord tegen mijn das richt.’
Een nerveus gegiechel borrelde in haar keel op. Al haar moed bijeenrapend, keek ze hem aan.
‘Dat is beter, cara,’ mompelde hij.
Opnieuw huiverde ze. ‘Maar niet voor mij,’ prevelde ze. ‘Ik ben zo gespannen, dat ik de hele tijd vergeet wat ik wil zeggen.’
‘Gespannen?’ vroeg hij met fluweelzachte stem. ‘Waarom? Toch niet door mij?’
Ineens voelde ze zich net een marionet die door hem werd bewogen. Strak keek ze hem aan. Hij was knap, donker en gevaarlijk, maar zo onmiskenbaar aantrekkelijk, dat elke vrouw acuut alle voorzichtigheid uit het oog verloor.
‘Laten we dan eerst maar eens bijpraten,’ stelde hij voor toen ze niet reageerde.
Bijpraten? Waarover in vredesnaam, vroeg ze zich af.
Hij drukte op een knopje en bestelde twee koffie. ‘Ik vrees dat ik je geen kruidenthee kan aanbieden.’
‘Koffie is prima.’
‘Waar woon je tegenwoordig?’ wilde hij weten.
‘Vlak bij mijn werk.’
‘En je woont samen met…’
‘Met niemand. Ik zit op kamers,’ antwoordde ze stug.
‘Waar?’
De vragen werden zo snel achter elkaar op haar afgevuurd, dat het wel een verhoor leek. ‘Gewoon in een huis,’ antwoordde ze. ‘Hoezo?’
Hij zuchtte. ‘Ik bedoelde in welke plaats.’
‘O. In Birmingham.’
‘Hm, dat verbaast me. Ik dacht dat je zo van het platteland hield.’
‘Op het platteland is tegenwoordig weinig werk te vinden,’ zei ze kortaf. Waarom wilde hij van alles over haar weten? Was het uit pure nieuwsgierigheid?
‘En waar werk je?’
Voor ze had kunnen antwoorden, werd er op de deur geklopt.
Terwijl de koffie binnen werd gebracht, keek Glory de kamer rond, belangstelling veinzend voor wat ze zag. Kruidenthee, dacht ze. Daar moest hij vroeger ook al niets van hebben.
‘Je wilde net iets gaan zeggen,’ zei Rafaello zodra ze weer alleen waren.
‘O, ja?’ Ze reikte naar haar koffie. ‘O, ja. Je vroeg waar ik werkte. Nou, in een fabriek.’
‘Wat voor een fabriek?’
‘Ach, nou ja… Zo interessant is het niet, hoor.’
‘Het zal je verbazen waar ik me allemaal voor interesseer.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Een fabriek waar verpakkingsmateriaal wordt gemaakt. Polystyreen in alle mogelijke vormen en maten.’
‘En waaruit bestaat jouw werk precies?’
‘Uit van alles. Meestal sta ik op de inpakafdeling; soms ben ik ergens anders nodig.’
Aandachtig keek hij haar aan. ‘Hoelang doe je dat al? Zulk interessant werd kan het toch niet zijn.’
Zijn sarcastische ondertoon deed haar haar stekels opzetten. ‘Hoor eens even, interessant is anders, maar ik heb leuke collega’s en ik word niet slecht betaald. Ik werk er nu zo’n jaar of twee.’
‘Neem me niet kwalijk dat ik ernaar vraag, cara,’ teemde hij, ‘maar droomde jij vroeger niet altijd van een carrière als fotomodel?’
Ze verbleekte. ‘Nou, carrière… Zo ambitieus was ik niet, hoor. Ik kreeg destijds een aanbod, weet je nog wel, maar, eh… Afijn, dat is niets geworden.’
‘O. Waarom niet?’