Gemma had zin om het passievruchtentoetje tegen de muur te smijten. ‘Hij had het over wat vreselijk saaie zakelijke dingen die hij nog moest afhandelen,’ antwoordde ze snibbig. Ze hield er niet van om zo te praten, maar de toon van deze vrouw streek haar ernstig tegen de haren in.
‘Dus u bent de beruchte Gemma Landerstalle?’ zei de vrouw. ‘Ik heb wel van u gehoord. Ik moet zeggen dat Andreas er niet veel voor nodig had om uw verloofde van gedachten te doen veranderen over zijn huwelijk met u.’
‘Wat bedoelt u?’
De vrouw grinnikte. ‘Andreas heeft hem betaald om u op het laatste moment te laten zitten. Heeft hij dat niet verteld dan? Hij heeft hem drie keer meer geboden dan u, en uw verloofde heeft dat aanbod gretig aangenomen.’
Gemma had het gevoel dat iemand haar een stomp in de maag had gegeven. Trillend van woede zei ze: ‘Ik geloof u niet.’
‘Nee, dat zal wel niet, maar vraagt u het anders gerust even aan uw nieuwe echtgenoot, hoor; hij hoeft het nu toch niet meer geheim te houden. Hij heeft wat hij wilde. U hebt hem het hotel beloofd, nietwaar? Dat is alles wat hij wilde, en hij was bereid met u te trouwen om het in handen te krijgen.’
Gemma kon bijna niet meer denken, laat staan praten, maar op de een of andere manier lukte het haar om tussen opeengeklemde kaken uit te brengen: ‘Wie kan ik zeggen dat er gebeld heeft?’
‘O, daar hoor ik hem al,’ zei de vrouw. ‘Hij komt er net aan. Het ziet ernaar uit dat u vanavond op de tweede plaats komt, maar bij Andreas is de eerste plaats altijd gereserveerd voor zaken. En dat terwijl hij wel degelijk weet wat plezier maken is, daar weet ik uit eigen ervaring alles van.’
Gemma wilde het laatste woord hebben, maar de verbinding werd verbroken voordat ze de kans kreeg de klanken uit haar pijnlijk droge keel te krijgen.
Er ging een golf van woede door haar heen. Andreas had niet alleen Michael omgekocht zodat hij zelf zijn slag kon slaan, hij had ook een minnares. Met wie hij nu samen was, terwijl hij net nog hier met zijn vrouw in bed had gelegen.
Het was de wreedste vorm van verraad. Ze had haar kwetsbaarheid aan hem getoond, had hem verteld dat ze verliefd op hem aan het worden was, en hij was uit haar bed rechtstreeks het bed van zijn minnares in gestapt, alsof haar bekentenis hem niets deed.
Haar vermoeden was juist geweest: hij was uit op wraak. Ze had haar pantser even laten zakken, en hij had haar op de meest walgelijke manier uitgebuit. Het maakte niet uit dat een deel van haar vond dat ze het wel verdiende.
En toch, ondanks het feit dat hij wraak op haar aan het nemen was, hield ze van hem, en ze wist dat daar niets aan veranderd kon worden. Ze wist echter ook dat ze er hard voor moest werken om haar pijn voor hem verborgen te houden.
In de vroege uurtjes van de ochtend hoorde Gemma hem thuiskomen en naar boven lopen. Ze had zin om op hoge poten de logeerkamer uit te komen en hem alle verwijten voor de voeten te werpen die ze de afgelopen uren in haar hoofd had herhaald, maar ze bleef verstijfd en met haar ogen dicht in bed liggen luisteren. Ze hoorde hem even stilstaan voor haar slaapkamerdeur, maar hij klopte niet aan en kwam niet binnen. Toen ze hem even later weg hoorde lopen, slaakte ze een zucht van opluchting.
Toen ze de volgende ochtend wakker werd, was Andreas al naar zijn werk. Ze liep de keuken in en ontving een valse blik van Susanne, die aan het opruimen was.
‘Als je nog eens huisvrouwtje wilt spelen in mijn keuken, zou ik het op prijs stellen als je de boel netjes achterliet,’ zei Susanne. ‘Ik ben bijna een uur bezig geweest om het hier weer op orde te krijgen.’
‘Het is uw keuken niet,’ antwoordde Gemma scherp.
‘Het is ook niet jouw keuken, lieverd. Tenminste, niet langer dan de komende zes maanden. En je echtgenoot zal er ook wel binnen de kortste keren achter komen wie je echt bent. Voor zover ik het kan inschatten zijn de wittebroodsweken nu al voorbij.’
Gemma schrok van de woorden van de huishoudster en was bijna sprakeloos. Ze herinnerde zich hoe vaak zij zelf in het verleden hatelijke opmerkingen had gemaakt tegen het personeel, waaronder Susanne, en ze realiseerde zich dat het de situatie geen goed zou doen als ze zich nu liet verleiden tot zinloos gebekvecht.
Ze duwde haar laatste beetje trots opzij en keek de huishoudster met een bescheiden en ietwat smekende blik aan. ‘Mrs. Vallory… Susanne… Ik realiseer me dat ik in het verleden een vreselijk mens ben geweest. Ik heb geen excuus voor mijn gedrag en ik weet dat je me niet gelooft als ik zeg dat ik veranderd ben, maar ik wil me toch verontschuldigen. Ik weet dat ik jou en de rest van het personeel onbeschoft behandeld heb en ik heb veel wroeging over wat ik gedaan heb. Ik was egoïstisch, ik heb mensen onnodig beledigd, en dat spijt me vreselijk.’