‘Dat moet haast wel een record zijn.’ Lachend strekte hij zijn lange lichaam uit op het bed, vlak naast waar ze zat, zijn hoofd ondersteunend met zijn hand.
‘Toen ik na het ongeluk in het ziekenhuis lag, raakte ik daar na een poos zó gefrustreerd. Ik had me nooit gerealiseerd hoe rumoerig ziekenhuizen kunnen zijn, zelfs midden in de nacht, en ik denk dat ik daarom tegenwoordig zo moeilijk in slaap kom. Die periode in het ziekenhuis heeft mijn slaapritme verstoord, of zo.’
‘Heb je het geprobeerd met meditatie?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee. Het leek me beter om dat maar niet te doen.’
‘Het zal wel verwarrend geweest zijn om als gewonde in het ziekenhuis te ontwaken zonder je te herinneren hoe je daar terechtgekomen was.’
‘Het was heel eng. Ik was zó bang. Een van de agenten die me verhoorden, behandelde me als een crimineel. Later hoorde ik dat zijn zoon bij een auto-ongeluk was omgekomen. Ik denk dat hij daarom zo naar tegen me deed. Maar misschien had ik het ook gewoon wel verdiend.’
‘Ongelukken gebeuren nu eenmaal, er is niet altijd een schuldige voor aan te wijzen.’
‘Er is mij roekeloos rijgedrag ten laste gelegd. Het was mijn schuld, daar valt niet aan te ontkomen.’
‘Michael Carter lijkt het je te hebben vergeven. Wordt het geen tijd dat je het jezelf vergeeft?’
‘Ik zou die dag graag achter me laten, maar ik weet niet hoe ik dat moet doen als ik me niet eens kan herinneren waarom ik zo onbesuisd heb gereden. Ik had niet eens de gordels om, en Michael ook niet. Dat is heel vreemd; ik was daar altijd juist zo precies in.’
‘Heb je je stiefmoeder nog gesproken over die avond? vroeg hij. ‘Zij was toch de laatste persoon die je sprak voordat je het hotel verliet?’
‘Ja, ik heb haar een paar maanden na het ongeluk weer gesproken. Na haar eerste bezoek aan het ziekenhuis weigerde ik haar nog te zien, waar mijn vader natuurlijk woedend over was. Ik had haar gevraagd waar we ruzie over hadden gehad, maar ze hield vol dat er helemaal geen ruzie was geweest.’
‘En dat geloofde jij niet?’
Ze zuchtte diep en begon aan haar nagelriemen te peuteren. ‘Ik weet niet meer wat ik moet geloven. Er hangt een dikke mist in mijn hoofd. Soms ben ik bang dat ik alles verkeerd zie, dat ik me alleen maar herinner wat ik me wil herinneren, en dat ik me de rest inbeeld.’
Andreas pakte haar vingers vast en legde haar hand in de zijne. ‘Heb je daarom ruzie gehad met je vader?’ vroeg hij. ‘Omdat jouw versie van de gebeurtenissen niet strookte met wat Marcia zei?’
‘Ja en nee.’ Ze strekte haar benen op het bed en kwam naast hem liggen. ‘We hadden altijd al een moeizame relatie. We waren allebei nogal koppig, en ik denk dat we ons allebei schuldig voelden over de dood van mijn moeder.’
‘Je was pas tien jaar. Je kunt jezelf toch niet de schuld geven van haar dood?’
‘Dat weet ik. Maar het is moeilijk dat niet te doen. Ik weet hoe veeleisend kinderen kunnen zijn. Mijn moeder had het waarschijnlijk te druk met mij om naar de dokter te gaan. Ik was verwend en af en toe onmogelijk; het was niet altijd makkelijk om een oppas voor me te vinden. Ze had geen familie in de buurt, haar ouders leefden niet meer, en door het drukke werkschema van mijn vader had ze weinig vrienden. Ik denk dat ik mijn eigen schuldgevoelens op mijn vader afreageerde. Ik was een vreselijke dochter. Mijn vader gaf me alles waar ik om vroeg, waarschijnlijk om het verlies van mijn moeder te compenseren, maar het was allemaal niet waar ik naar op zoek was. Ik kan me nu niet meer voorstellen dat ik ooit zo egoïstisch ben geweest.’
‘Maar je bent veranderd.’ Hij keek haar diep in de ogen. ‘Je lijkt in bijna niets meer op dat meisje van tien jaar geleden.’
De korte stilte die viel, was verstikkend zwaar.
‘Heb jij spijt van iets wat je in je leven gedaan hebt, Andreas?’ vroeg ze zachtjes.
‘Ja, ik heb spijt dat ik je tien jaar geleden niet gekust heb toen ik de kans had,’ zei hij, zijn blik gericht op haar mond.
Toen zijn ogen langzaam omhoogkwamen en haar aankeken, voelde ze haar hart bonzen. ‘W-Waarom?’
‘Als ik je toen had gekust, had je waarschijnlijk anders gehandeld.’
‘Het spijt me zo dat ik je pijn heb gedaan. Als ik de woorden terug kon nemen…’ Ze zweeg even om te controleren of ze niets zei wat zou kunnen verraden hoeveel ze zich in werkelijkheid nog herinnerde. ‘…de dingen die ik volgens jou gezegd heb, dan zou ik dat meteen doen.’
‘Je hebt je al verontschuldigd. Dat hoef je niet nog eens te doen.’
Ze liet haar handpalm over zijn ongeschoren kaak glijden. ‘Je bent een mooi mens, Andreas, een gracieus en mooi mens.’