Er trok een rilling over haar huid bij de gedachte om dicht tegen hem aan te liggen en zijn lange ledematen te voelen. Vannacht, en voor de tijd die hun huwelijk mocht duren.
Na enige tijd gaf haar lichaam haar een seintje dat het genoeg geweest was. Ze kwam uit het water met een blos op de wangen en ogen die hun best deden vooral niet naar het lichaam van Andreas te kijken nu hij zo dichtbij was.
‘Genoeg?’ Hij streek een pluk haar uit haar gezicht en keek haar doordringend aan.
Ze had het gevoel dat ze verdronk in de chocoladebruine diepten van zijn ogen. Haar ademhaling werd gejaagder, en haar hartslag versnelde zich toen hij zijn handen rond haar middel legde en haar dicht tegen zich aan trok.
‘Ik wil je, Gemma,’ zei hij. ‘Ik heb je altijd gewild, ook al weet je dat misschien niet meer.’
Ze ademde diep in toen hij zijn hoofd naar het hare boog. Bij de aanraking van zijn mond begon het haar te duizelen, en bij de eerste streling van zijn tong over haar lippen ging haar verdediging in rook op. Ze smolt tegen hem aan, legde haar armen om zijn middel en liet haar handen naar zijn strakke billen glijden. Het gevoel van zijn groeiende opwinding tegen haar lichaam was spannend en beangstigend tegelijk. Ze had niet verwacht ooit nog overrompeld te kunnen worden door een opwinding die haar de gebeurtenissen van het verleden zou kunnen doen vergeten, maar opeens voelde ze het toch door zich heen kloppen: het verlangen om een man te voelen, om plezier te geven en het te ontvangen.
‘Ik zou je niet zo moeten opjagen,’ zei hij, zijn mond dicht bij de hare. ‘Je hebt gezegd dat je wat tijd nodig had, en dat zal ik respecteren. We consumeren ons huwelijk pas als jij daaraan toe bent.’
Er welden tranen op in Gemma’s ogen. Andreas was zo begripvol, zo lief, en dat terwijl zij vroeger zo onvergeeflijk hard tegen hem was geweest. Hij wist ongetwijfeld nog net zo goed als zij hoe ze hem tien jaar geleden te schande had gezet. Ze had hem beschuldigd van een vergrijp waar hij door zijn rechtschapen en integere karakter niet eens toe in staat was.
‘Ik ben bang dat ik je zal tegenvallen,’ fluisterde ze.
‘Jij zult me nooit tegenvallen, Gemma.’ Hij zocht met zijn mond haar lippen en kuste haar teder. Een van zijn handen verdween in haar haren, de andere verplaatste hij naar haar overgevoelig geworden borsten.
Op het moment dat ze zijn handpalm door de stof van haar badpak op haar borst voelde, duwde ze zich met een schok tegen hem aan. Haar tepels trokken zich samen in een spanning die het midden hield tussen pijnlijk en plezierig tegelijk, en ze wist dat ze meer wilde. Veel meer. Ze wilde zijn strelende, onderzoekende handen op haar blote huid voelen, ze wilde dat hij haar met zijn warme zachte mond brandmerkte als zijn bezit.
Maar voordat ze de kans kreeg iets te zeggen, liet hij haar los. ‘Je begint het koud te krijgen, cara,’ zei hij.
‘I-Ik heb het niet k-koud.’
Zijn mondhoeken gingen langzaam omhoog. ‘Wat kun jij slecht liegen, Gemma.’
Haar hart sloeg over. ‘W-Waarom zeg je dat?’ vroeg ze.
Zijn gezicht verried niets. ‘Kom binnen. Er komt meer bewolking. Ga maar lekker douchen, maak het je gemakkelijk. Ik moet nog wat zaken regelen.’
Hij hielp haar overeind en bracht haar naar de badkamer, waarna hij doorliep naar de studeerkamer.
Ze staarde zichzelf in de spiegel aan en vroeg zich af of hij de wroeging had gezien die zij nu in haar gezicht zag: de schaduwen onder haar ogen, de bezorgde frons die ze tegenwoordig zo goed als permanent tussen haar wenkbrauwen leek te hebben. Ze draaide zich weg van haar spiegelbeeld, stapte de douchecabine in en draaide het water flink heet om haar verkilde huid op te warmen.
Een halfuur later, toen ze weer beneden kwam, vond ze een briefje van Andreas op het aanrecht. Hij moest op kantoor wat papieren ophalen en zou binnen een paar uur terug zijn. Ze las het krabbeltje opnieuw en opnieuw, zich afvragend of hij haar opzettelijk ontweek of dat hij haar gewoon de ruimte gaf waar ze om gevraagd had.
Ze stopte met een zucht het briefje weg en begon al dwalend het huis te verkennen. Het viel haar op dat elke kamer een ander aspect van Andreas’ karakter belichaamde. Aan de grote woonkamer en de moderne beeld- en geluidsapparatuur was te zien dat hij van comfort hield, maar hij had een eenvoudige en elegante smaak. De muren van zijn werkkamer stonden van boven tot onder vol met boeken, en naast de laptop op het bureau stond een verzameling ingelijste foto’s.
Ze liep naar het bureau en pakte er een op. Het was een foto van zijn familie, zo te zien genomen na de dood van zijn vader. Zijn zusjes leken erg op hem, en zijn moeder was een kleine elegante vrouw met schrandere ogen en een warme lach.
Wat een verschil met háár familie, dacht ze droevig. Ze had het grootste gedeelte van haar jeugd haar moeder moeten missen en haar vader gestraft voor dat gemis. De verstoorde relatie met haar stiefmoeder had haar nog ongelukkiger gemaakt dan ze al was, en vanaf dat punt was het alleen nog maar bergafwaarts gegaan. Uiteindelijk had haar destructieve gedrag haar opgezadeld met littekens op haar lichaam en op haar ziel. Littekens die nooit meer weg zouden gaan.