Normaal gesproken zou ze snel de deur hebben gesloten en de bel hebben genegeerd als die zou hebben gerinkeld, maar ze was opeens geïntrigeerd. Ze kreeg bijna nooit bezoek; ze kon zich de laatste keer niet herinneren dat er spontaan iemand langs was gekomen. Zelfs Michael was alleen met een uitgebreide maaltijd, een goede fles wijn en een nieuw dvd’tje over te halen geweest om eens langs te komen.
‘Gemma Landerstalle?’ De man begroette haar met een accent dat er, zeker in combinatie met zijn donkere uiterlijk, geen twijfel over liet bestaan dat hij van Italiaanse afkomst was.
‘Ja,’ zei ze, zijn uitgestoken hand negerend. Ze voelde zich opgelaten over het feit dat ze hem niet herkende, terwijl hij haar toch erg bekend voorkwam.
‘Herken je me niet?’ vroeg hij.
Ze voelde een vreemde sensatie door zich heen trekken toen ze hem hoorde praten. Er was iets aan zijn diepe fluwelen stem en zijn espressobruine ogen dat een herinnering bij haar naar boven leek te brengen, maar het lukte haar niet er grip op te krijgen. Het ongeluk had bepaalde delen van haar geheugen gewist; af en toe zag ze wat flitsen van haar leven vóór het ongeluk, maar doorgaans was ze blij dat ze zich het grootste gedeelte ervan niet tot in details kon herinneren.
‘Eh, nee. Het spijt me,’ zei ze op onzekere toon. ‘Hebben we… elkaar eerder ontmoet?’
Glimlachend keek hij haar aan. ‘Jazeker, heel vaak. Maar dat was een hele tijd geleden.’
‘Je komt me vaag bekend voor.’
‘Ik zal me opnieuw voorstellen,’ zei hij. ‘Ik ben Andreas Trigliani. Ik heb tien jaar geleden voor je vader gewerkt in Hotel Landerstalle, als piccolo.’
Gemma had het gevoel dat ze een stomp in haar maag kreeg. De lucht werd haar uit de longen geperst en ze voelde zich licht in het hoofd en zwak in de knieën worden. In een flits kwam haar geheugen terug, vergezeld door diepe schaamte over de manier waarop ze deze man had behandeld.
Hij had zo hard zijn best gedaan om bij haar, de enige dochter van zijn baas, in de smaak te vallen, terwijl ze zijn verliefdheid destijds niet meer dan vermakelijk had gevonden. Ze had hem samen met haar vrienden flink achter zijn rug om uitgelachen, de verliefde piccolo. Een piccolo die dacht kans te maken de erfgename van een immens fortuin aan de haak te slaan! Een eenentwintigjarige Italiaanse jongen die amper twee woorden Engels sprak.
Nee, dacht Gemma opnieuw schuldbewust, zijn Engels was best goed geweest, maar op de een of andere manier had ze zijn uitspraak toch constant belachelijk lopen maken. Haar maag kromp samen bij de herinnering aan hoe ze toen was. Hoe had ze zo wreed kunnen zijn?
Maar waarom was hij nu hier? Hij zag er niet uit alsof hij nog steeds beroepshalve met koffers liep te zeulen, eerder als iemand die gewend was bediend te worden. En zijn lichaam was zodanig veranderd dat het niet verwonderlijk was dat ze hem niet meteen herkend had. Hij moest ondertussen rond de dertig zijn, en hij was op en top een man. Tien jaar geleden was hij een verlegen en gedienstige jongen geweest, nogal klein van stuk en niet erg gespierd voor zijn leeftijd, zeker niet vergeleken met de stoere, afgetrainde jonge mannen waar ze toen meestal mee omging. Hij had een verfrissende onschuld gehad waar zij tot haar schaamte misbruik van had gemaakt. Ze had hem afschuwelijk behandeld, gewoonweg onvergeeflijk.
‘Het spijt me.’ Ze keek omlaag, in de hoop dat hij niet zou zien dat ze loog. ‘Ik kan het me niet herinneren… Ik, eh… heb een paar jaar geleden een ernstig auto-ongeluk gehad, en er zijn nog steeds wat delen van mijn geheugen weg.’
‘O, wat erg voor je,’ zei hij. ‘Dat lijkt me erg moeilijk.’ Zijn donkere ogen bleven de hare vasthouden, en haar hart begon te bonken als een op hol geslagen koekoeksklok.
‘Ja,’ zei ze zachtjes. ‘Ja… dat is het ook.’ Ze had het gevoel dat hij met zijn ondoorgrondelijke blik haar diepste geheimen kon zien, en de schaamte van het verleden, de schaamte van een verspilde jeugd, van emotionele wonden die door niets of niemand konden worden geheeld.
‘Je vraagt je ongetwijfeld af wat ik in Sydney doe na al die tijd.’
Ze dwong zichzelf hem weer aan te kijken. ‘Ben je weer op werkvakantie of kom je voor zaken?’
‘Je zou kunnen zeggen dat ik een missie heb,’ zei hij lachend. ‘Ik ben bezig mijn bedrijf uit te breiden met een aantal luxueuze resorts in Australië en ik ben geïnteresseerd in het Landerstalle.’
‘Dan heb je veel bereikt sinds je piccolo was! Heb je de lotto gewonnen, of zo?’
Zijn blik leek zich even te verharden. ‘Nee, geluk had er niets mee te maken,’ zei hij. ‘Ik heb het op de ouderwetse manier gedaan: met hard werken. Ondertussen beheer ik wereldwijd enkele miljarden dollars aan luxe onroerend goed.’