'Klaar?'
Austin opende zijn ogen.
Kowalchuk staarde hem aan. Austin knikte en de rechercheur gaf hem een stapeltje papieren en opende de deur.
Het individu dat in het cel-achtige vertrek zat, zag er niet bijzonder uit: een man van gemiddelde lengte, gespierd, maar niet overdreven. Hij zat aan een oude, pisgele tafel die aan de vloer was vastgeklonken. Het tafelblad was bezaaid met brandplekken van sigaretten en uitgebeten koffievlekken. Zijn stoel was ook vastgeklonken, net als de tweede stoel aan de andere kant van de tafel. De man droeg een geruit flanellen overhemd, een spijkerbroek en al niet meer zo nieuwe werkmansschoenen. Een spijkerjack met een wollen voering was op de tafel gesmeten. Austin zag dat zijn riem en de veters van zijn schoenen waren verwijderd. Toen zag hij dat de man ook om been, pols en middel geboeid was.
'Wat moet dit voorstellen?'
'Orders van Christopher. ' Kowalchuk, laconiek als altijd, propte twee repen kauwgom in zijn mond.
'En zijn rechten dan? Hij zit vastgebonden als een dolle hond. '
'Een goeie vergelijking, ' zei Kowalchuk. 'Wij zien het trouwens liever zo dat we de rechten beschermen van de eenentwintig mensen die hij heeft vermoord. '
'Niet dat ik het er per se mee oneens ben, ' zei Austin. 'Maar ik wil niet dat de hem toegewezen advocaat gelijk al het comité voor de mensenrechten erbij haalt. '
'Laat dat maar aan Christopher over. We hebben het hier over het kwaad met een hoofdletter. ' Kowalchuk liet een sleutel tussen zijn vingers bungelen. 'Die klootzak heeft maandenlang in kringetjes om ons heen gelopen. We zijn niet van plan om ook maar enig risico met hem te lopen. '
De man in kwestie leek de woordenwisseling totaal niet te horen, hoewel het toch over hem ging. Hij staarde als gebiologeerd naar de rug van zijn vierkante, krachtige, diep gebruinde handen die op de smoezelige tafel lagen. Austin kon de hoofdhuid onder zijn melkwitte haar zien. Die was zongebrand en glansde zacht in het felle licht.
Hij keek plotseling op, zich bewust van Austins aanwezigheid. Zijn ogen puilden uit en schoten als Mexicaanse springbonen alle kanten op. Ze lagen diep boven een mooie, gekromde adelaarsneus en een brede, bijna wellustige mond. Dit was een man die, hoewel niet helemaal nietszeggend, in een menigte niet gauw zou opvallen. Het soort man van wie zijn buren bij ondervraging zouden zeggen: 'Goh, het was zo'n gewone man, aardig en beleefd. Wie had nu gedacht dat hij tot zo'n monster zou uitgroeien?'
'Wie bent u?' vroeg de man. 'Er wordt al urenlang geen antwoord op mijn vragen gegeven. Doet u dat wel?' Zijn intonatie leek in niets op het hoekige New Yorks; er klonk eerder een zekere zachtheid door in zijn klinkers, die deed denken aan een jeugd in het midden van het land of misschien nog wel verder naar het westen.
Terwijl Austin zijn koffertje op tafel legde, merkte hij dat Kowalchuk nog steeds in het vertrek was. 'Ik wil alleen zijn met deze kerel. '
'Dat zou niet mijn eerste keus zijn. ' Kowalchuk kauwde met overgave op zijn kauwgom. Misschien was hij een zoetekauw. Of misschien was hij ook gewoon nerveus. 'Als ik jou was. '
Austin ging zitten. 'Dan zijn er twee blij dat jij mij niet bent. '
Kowalchuk gromde wat en opende de deur net genoeg om er zijdelings doorheen te glippen. 'Amuseer je. Wij staan voor de deur. Klop maar als je er genoeg van hebt. ' De deur werd achter hem op slot gedraaid.
Was dat de schaduw van een glimlach op het gezicht van de man? 'Het stond me wel aan wat u zojuist zei. Het is toch ook een naar mens?'
Een vreemd ouderwetse woordkeus, dacht Austin, net als zijn keus voor een mysterieus moordwapen. 'Mijn naam is Robert Austin. Ik ben van het bureau van de openbaar aanklager. Wie verdedigt u, een pro-Deo-advocaat?'
'Ik weet haar naam niet. Ik heb haar weggestuurd. '
'Wat? Ik kan geen verklaring afnemen tenzij -'
'Ik heb geen behoefte aan een advocaat. ' De man glimlachte nerveus. 'Weet u, ik vertrouw u, mr. Austin, hoewel u mij misschien nog niet vertrouwt. Vertrouwen is naar mijn mening de belangrijkste menselijke eigenschap in de wereld van vandaag. '
Daar had Austin geen weerwoord op. Terwijl hij een draagbare computer uit zijn koffertje haalde, gebaarde de man met zijn kin. 'Klaar voor een eerste versie. '
'We maken niet eerst een ruwe versie als we een verklaring afnemen. '
'Dat bedoel ik ook niet. '
Austin knipperde met zijn ogen. 'Pardon?'
De man klonk plotseling wat feller. 'Het boek, daar denkt u toch aan? Levert al gauw een paar miljoen op, en dan reken ik de filmrechten nog niet eens mee. U kunt beter een agent nemen, zodat u er zoveel mogelijk uitsleept. In het huidige tijdsgewricht weten maar weinig zaken de mensen lang te boeien. ' Zijn stem, die vol bitter zelfbeklag was geweest, kreeg nu weer de zachte klank van daarvoor. 'Sorry, ik kan niet helder denken. Ik weet echt niet waarom ik hier ben. '
'U zult spoedig aangeklaagd worden wegens moord in de eerste graad. En er zullen ongetwijfeld nog meer aanklachten volgen. ' Austin wierp een blik op zijn papieren. 'U bent aangetroffen op de plaats van een misdaad - in de noordwestelijke kwadrant van het Tompkins Square Park in de East Village - gebogen over het slachtoffer. U weigerde uw naam te noemen of enige andere identificatie te overleggen aan de agenten die u aanhielden, noch in daaropvolgende verhoren door inspecteur Christopher of -'