Ze besloot dat het wel goed was om straks op de terugweg nogmaals het gangetje naast hun kamer te onderzoeken en te checken of die deur ook zo makkelijk openging als de deur waar ze nu voor stond. Ze voelde totaal niet de behoefte om Isa’s kamer in te lopen. Ze kon de bad vibes al voelen op de plek waar ze nu stond en toen ze met haar zaklamp naar binnen scheen werd ze spontaan misselijk bij de aanblik van de opgedroogde bloedvlek die Isa onbedoeld als macaber aandenken had achtergelaten. Opeens vroeg ze zich af of het ook mogelijk was om door deze deur de gangen in te vluchten als je in de kamer stond? Ze bescheen de binnenkant van de deur. Aan deze kant zat geen knop of een andere greep. Ondanks haar weerstand stapte ze de kamer in. Het was de enige manier om het antwoord te vinden. Voordat ze de deur achter zich sloot checkte ze eerst of ze in noodgevallen kon ontsnappen via de gewone kamerdeur. Dat kon. Ze besloot het licht in de kamer uit te laten en het te doen met haar zaklamp zodat ze het opgedroogde bloed op het tapijt niet in het volle licht hoefde te zien. Ze haalde diep adem en sloot de deur. Ze legde haar hand op haar buik om rustig te blijven. Een geluid. Wat was dat?
Weer een geluid. Kwam het uit het gangetje dat ze net had verlaten? Blinde paniek verlamde haar. Haar ademhaling ging hortend en ze kreeg kippenvel. Ze bleef stokstijf staan en sloot haar ogen. Het was vast een rat. Of een muis. Geen moordenaar, niets menselijks. En toen was het weer stil. En het bleef stil. Opgelucht leunde ze tegen de deur. Ze hoorde een klik en de deur bewoog. Ze sprong van schrik opzij. De deur stond op een kier. Blijkbaar werkte hij vanuit de kamer met een soort ‘duwsysteem’ dat vergelijkbaar was met de greeploze kastdeuren van ikea. Haar vraag was beantwoord. Het was mogelijk om een kamer te verlaten via de verborgen deur. Nu wilde ze hier zo snel mogelijk weg. Ze liep het gangetje in en trok de deur achter zich dicht, maar bleef nog even staan om zeker te weten dat niemand haar op stond te wachten.
Sophie daalde weer af naar de hoofdgang. Op haar eigen voetstappen na was het nog steeds doodstil om haar heen. Daan had zich vast vergist toen hij dacht achternagezeten te worden en het geluid dat ze zelf had gehoord, nou ja, dat had van alles kunnen zijn. ’s Nachts door deze ruimtes zwerven was doodeng en de zenuwen konden gemakkelijk met je op de loop gaan. Als er echt iets of iemand aanwezig was geweest dan had die persoon haar allang gegrepen.
Haar zelfvertrouwen nam toe. Nu ze hier al even rondliep en een paar angstaanvallen had weten te overwinnen begon ze een klein beetje te ontspannen. Ze vond de krappe omgeving nog steeds allerminst fijn, maar het begon wel zo te wennen dat ze steeds beter kon functioneren. Wie weet was al dit gedoe wel de manier om voorgoed van haar claustrofobie af te komen. Dat zou dan duidelijk een geval van secundaire winst zijn. Maar het idee dat Mara nog ergens in het hotel was, bezorgde haar meteen weer de zenuwen. Ze moest opschieten. Ze hervatte haar zoektocht en gebruikte de lichtbundel weer als gids. Ze kon niet zien waar de gang eindigde. Voor haar lag een lang, recht stuk zonder bochten. Ze verhoogde haar tempo. Waar kwam deze krocht op uit en zou ze verder nog iets aantreffen wat een link met de moordenaar had?
45
Daan was weer terug in zijn cel. Hij was benieuwd hoe lang ze hem deze keer met rust zouden laten. De pauzes tussen de verhoren werden steeds korter. Hij had geen idee welk moment van de dag het was. Het licht in zijn cel werd nu permanent aan gelaten. Zijn enige indicatie van dag of nacht was het licht dat door de raampjes in zijn cel naar binnen kwam, maar de tijd kon hij daar niet aan aflezen. Van enig dagritme was dan ook geen sprake. Het gevoel een permanente jetlag te hebben, putte hem steeds verder uit. Jetlag was eigenlijk nog niet eens het goede woord voor zijn toestand. Hij had een paar jaar geleden beduidend minder problemen gehad toen hij moest omschakelen naar een andere tijdzone na terugkeer van de reis door Nieuw-Zeeland die hij met Sophie had gemaakt. Wat een geweldige tijd hadden ze daar gehad. Hij verlangde terug naar de uitgestrektheid van het land, de ruimte die hij toen om zich heen had gehad en nu al dagen moest ontberen. Destijds had hij het vanzelfsprekend gevonden dat hij zich vrij kon bewegen en had er geen speciale aandacht aan geschonken of bij stilgestaan. Nu baalde hij daarvan. Als hij het gevoel van vrijheid toen beter in zich had opgenomen, zou hij nu in gedachten makkelijker kunnen ontsnappen aan de vier muren van zijn cel. Hij probeerde zich in te prenten dat zijn geest vrij was om te gaan waar hij wilde, ook al was hij fysiek op dat front volledig beperkt. Zijn gedachten konden ze hem niet afnemen, toch? Het was het enige wat hij nog in eigen beheer had en waar hij zelf enigszins sturing aan kon geven.
Met bidden dat er een einde kwam aan zijn hachelijke situatie was hij inmiddels gestopt. Zolang ze hem niet met zijn advocaat lieten bellen, moest hij geloven dat Sophie hem in de steek had gelaten. Misschien zijn advocaat ook wel, want waarom liet hij niets van zich horen? Hij wist toch in welke benarde en geïsoleerde situatie hij zich bevond? Hij wist dat het niet handig was, maar hij was boos op de enige persoon die momenteel iets voor hem kon doen. De Greef had een geschikte kerel geleken, maar het feit dat hij zich pas één keer had laten zien, viel hem eerlijk gezegd zwaar tegen. Zou Sophie zijn advocaat van de zaak gehaald hebben? Als ze echt bij hem wegging en hun ongeboren kind wilde beschermen tegen zijn ‘moordlustige’ vader, dan was dat niet eens ondenkbaar. Wat zou hem dat zwaar tegenvallen. Teleurstelling liep als een rode draad door de afgelopen dagen. In de politie, het rechtssysteem en nu moest hij zijn vrouw misschien ook aan dat lijstje toevoegen. Gefrustreerd ramde hij met zijn vuist tegen de muur tot zijn knokkels weer bloedden. Het kon hem niet schelen. De pijn die hij voelde leidde hem af van de emotionele pijn. Hij sloeg nogmaals tegen de muur. Aan de andere kant reageerde zijn buurman met een schreeuw en een vloek.