Ze probeerde haar ademhaling en hartslag weer onder controle te krijgen door een paar keer diep in en uit te ademen. Pas toen ze weer helemaal rustig was liep ze verder. Als ze al hyperventilerend die gangen in ging met haar claustrofobie, dan was ze nergens meer. Ze liep door en stootte zich aan een uitstekende punt van een kastje. Ze vloekte binnensmonds en wreef over haar pijnlijke knie. Dat werd weer een blauwe plek. ‘Beter opletten, sufferd,’ sprak ze zichzelf vermanend toe. Ze ging wat sneller lopen. Hoe eerder ze hier klaar was, hoe beter. Ze wilde zo snel mogelijk weer veilig in haar bed liggen. Nieuwe schimmen doemden op en schichtig verplaatste ze de lichtbundel ernaartoe. Ook deze keer kon ze weer opgelucht ademhalen. Het waren die idiote paspoppen maar, die haar met glazen ogen en open monden aanstaarden. Wie bewaarde nou zoiets? Allemaal vergane glorie, dat was duidelijk te zien aan de her en der ontbrekende ledematen.
Ze richtte haar zaklamp weer naar voren en bescheen de deur die toegang moest geven tot de gangen. Het hangslot zat er net als vanmiddag nog op. Ze pakte de sleutel en deed de zaklamp in haar mond zodat ze beide handen vrij had voor het openen van het slot. Als dat lukte tenminste. Nerveus stak ze de sleutel in het slot maar verder dan een klein puntje ging hij er niet in. Verdorie! Ze draaide de sleutel een halve slag en deed een nieuwe poging. Deze keer gleed hij er soepel in. Yes! Sophie veegde een zweetdruppel van haar voorhoofd. Ze deed een schietgebedje en draaide de sleutel naar rechts. Het slot klikte soepel open. Nu kwam het erop aan. Ze moest die gangen in ondanks haar fobie. Ze had altijd een plastic zakje bij zich om een aanval van hyperventilatie te lijf te gaan, maar of dat vandaag voldoende zou zijn? Ze moest het risico maar nemen. Zonder Daan was haar leven ook voorbij en de enige manier om hem terug te krijgen was door bewijzen te vinden voor zijn onschuld.
Ze ontsloot de deur en liet het hangslot aan de buitenkant geopend hangen. De duisternis, slechts onderbroken door de smalle lichtbundel uit haar zaklamp, omsloot haar toen ze naar binnen glipte. De druk op haar borstkas nam toe en haar hart sloeg onregelmatig. Ze legde haar hand ter hoogte van haar navel en probeerde de buikademhaling te doen om niet verder in paniek te raken. Zweetdruppels liepen nu in straaltjes langs haar lichaam ondanks de daling in temperatuur. Ze durfde zich amper te bewegen.
Haar hand graaide naar de deur. Het contact met het hout maakte haar iets rustiger. Het was een tastbaar bewijs dat ze niet opgesloten zat en dat er meer was dan alleen die zwarte tunnel waar ze zich in bevond. Daan had haar weleens mogen vertellen dat het hier zo donker was, dan had ze zijn zaklamp ook nog meegenomen. Nu moest ze het met die ene doen en dat was voor haar gemoedstoestand te weinig. Het liefst wilde ze gillend wegrennen en hier nooit meer terugkomen. Ze drukte zichzelf tegen de deur aan en moest alles op alles zetten om niet naar buiten te stappen. Ze wist dat het voorbij zou zijn als ze dat zou doen. Dan had ze Daan in de steek gelaten en zou ze nooit achter de waarheid komen. Ze wist niet waar ze de moed vandaan haalde, maar ze liet de deur los en schuifelde er een stukje vandaan de gang in. Ze voelde zich als een kind dat zelfstandig leerde lopen. Onzeker en bang om op haar bek te gaan.
Ze zette nog een paar stappen vooruit. Haar ademhaling versnelde weer en uit voorzorg pakte ze het zakje tegen hyperventilatie. Ze beefde als een rietje en het zakje glipte tussen haar trillende vingers door. Nee! Ze zakte door haar knieën en tastte de grond wanhopig af terwijl ze paniekerig om zich heen scheen. Haar vingers klauwden wild over de grond heen en stoffig gruis drong door tot onder haar nagels. Geen zakje. Ze scheen nogmaals met de zaklamp om zich heen in de hoop nu wel een glimp van het zakje op te vangen. Toen ze het eindelijk zag liggen, kroop ze erheen en greep het stevig vast. Ze huilde van opluchting en hield het voor haar mond en neus. Al vrij snel voelde ze de verkramping in haar onderarmen en kuiten afnemen en werd het zweverige gevoel in haar hoofd minder. Een stekende koppijn kwam op. De tintelingen in haar handen en voeten werden minder en haar hart begon zijn oude ritme weer te herpakken. Uitgeput kwam ze overeind. Ze had pas een paar meter afgelegd en was nu al aan het einde van haar Latijn.
Ze moest proberen te voorkomen dat haar fobie nogmaals de overhand nam. Meestal deed ze dat door te gaan rekenen. Cijfers, sommen en getallen maakten haar rustig. Als ze bijvoorbeeld kon berekenen hoe groot de ruimte om haar heen was en hoe lang de gang, dan kon ze het allemaal beter behappen. Maar ze moest nu wel haast gaan maken. Terwijl ze in gedachten de afmetingen van het hotel probeerde in te schatten, begon ze in stevig tempo verder te lopen, stoïcijns de lichtbundel volgend die in een grillig spoor voor haar uit danste. Doe het voor Daan, doe het voor Daan, herhaalde ze dwangmatig in haar hoofd. Al snel boog de weg af naar rechts en volgde er een korte bocht naar links. Ze scheen vooruit met haar zaklamp, maar kon het einde van de nieuwe gang niet zien. Ze verplaatste de lichtbundel naar rechts en stuitte op een metalen ladder. Dat moest een van de ladders zijn waar Daan over had verteld en die volgens hem naar de verborgen ruimtes naast de hotelkamers leidden. Ze liep een stukje verder de lange gang in en constateerde dat er inderdaad om de paar meter zo’n ladder te vinden was. Ze besloot zich daar eerst op te focussen, voordat ze haar weg door de gang die verder de berg in leidde zou vervolgen.