42
De muren kwamen op hem af. Het leek alsof ze hem steeds verder insloten waardoor de ruimte om hem heen steeds kleiner aanvoelde. Het plafond leek naar beneden te komen. Steeds verder tot het hem uiteindelijk zou verpletteren. Radeloos bonkte hij tegen de muur naast zijn bed tot zijn vuist er pijn van deed. Zijn stem was schor van het schreeuwen. Hij had de hele nacht weer geen oog dichtgedaan en hij was nu zo moe dat hij fantasie en werkelijkheid niet meer van elkaar kon onderscheiden. Hij dacht aan Sophie en een steek van gemis ging door zijn hart. Wanneer zou hij haar weer in zijn armen kunnen sluiten? Zij was zijn enige houvast in een wereld die steeds verder om hem heen afbrokkelde. Samen met De Greef behoorde zij tot de twee personen die hij momenteel vertrouwde. Hij had zijn hoop op hen gevestigd, want zelf kwam hij er niet meer uit.
Hij begon steeds minder weerstand te bieden tijdens de verhoren en de sfeer werd steeds grimmiger. Precies waar De Greef hem al voor gewaarschuwd had. Hoewel hij er eerst vast van overtuigd was dat hij nooit zou breken en zich tot een bekentenis zou laten verleiden, was hij daar nu toch minder zeker van. Hij begon steeds meer te verlangen naar rust en als een bekentenis de enige manier was om die te krijgen dan moest hij daar misschien toch maar eens serieus over nadenken. Ben je gek geworden? Als je dat doet is je leven voorbij. Nu heb je nog een kans, ook al is het een kleine. Het stukje ratio dat hij nog in zich had, bracht hem weer een beetje bij zijn positieven en wakkerde zijn vechtlust enigszins aan.
Hij draaide zich om op zijn bed en probeerde wat te slapen. Maar een extra portie slaap werd hem wederom niet gegund. Toen hij zich in een toestand tussen waken en slapen bevond, ging zijn celdeur open. Hij beeldde zich in dat het onderdeel was van zijn droom en negeerde het geluid evenals de voetstappen die zijn kant op kwamen. Het was er niet, het bestond niet en hij sliep.
Hij werd ruw heen en weer geschud. ‘Wakker worden, het is weer tijd voor een babbeltje en daarna word je overgeplaatst naar een andere plek waar je tijdens je voorlopige hechtenis zult verblijven. Slapen doe je maar in je eigen tijd.’ De bewaker rammelde ongeduldig met zijn sleutels. Zuchtend stond Daan op. Een andere keus was er niet. Sterker nog, er was helemaal geen sprake van keuze of eigen regie. Futloos sjokte hij achter de cipier aan naar de hem inmiddels bekende verhoorruimte. Hij nam niet de moeite om Böhmer en Dieckmann te groeten. Groeten impliceerde dat je blij was om iemand te zien of het was een vorm van beleefdheid. Böhmer en Dieckmann kwamen voor beide gevallen niet meer in aanmerking. Hij schoof de stoel aan de tafel naar achteren en ging zitten. Böhmer nam een vijandige houding aan en wierp hem een venijnige blik toe.
‘Wat?’ Daan gooide in een wanhopig gebaar zijn handen in de lucht.
‘Het net sluit zich, mannetje. Zelfs je vrouw ziet nu in wat voor klootzak je bent.’
‘Hoezo mijn vrouw?’
‘Ze heeft ons gevraagd je te laten weten dat ze niks meer met je te maken wil hebben. Ze gaat zo snel mogelijk een scheiding in gang zetten.’ Böhmer liet een stilte vallen zodat Daan de woorden even goed op zich in kon laten werken.
‘Dat is gelul,’ reageerde hij futloos.
‘Als jij dat af wilt doen als gelul dan is dat je goed recht. Ik zou me als ik jou was echter eens goed achter de oren krabben.’
‘Ik wil haar spreken.’
‘Geen denken aan, je zit in alle beperkingen.’
‘Ik geloof jullie niet.’
‘Dat zou ik maar wel doen. Als je vrouw je nu ook al verlaat, wat houdt je dan nog tegen om een bekentenis af te leggen en te ondertekenen? Je hebt niets meer. Geen vrouw, geen geld, je raakt je huis kwijt, je zaak. Je leven is voorbij. Het is echt beter als je bekent. In de gevangenis ben je er in elk geval van verzekerd dat je een dak boven je hoofd hebt en elke dag te eten krijgt. Kom, zet die handtekening nou maar.’
‘Het alternatief is vreten uit de vuilnisbak en slapen onder een brug, mocht het je lukken om hier weg te komen. Ik zou voor de gevangenis kiezen.’ Het was de eerste keer dat Dieckmann zich uit zichzelf met het gesprek bemoeide. Meestal hing hij afwachtend tegen de muur en liet hij Böhmer zijn gang gaan. Daan keek Dieckmann aan en probeerde iets van houvast te vinden in zijn ogen. Tot nu toe was hij altijd de vriendelijkste van het stel geweest. Hij deed zijn uiterste best om ook maar de kleinste aanwijzing te vinden dat het grote onzin was wat ze hem vertelden over Sophie. Beide mannen gaven geen krimp onder zijn onderzoekende blik en zijn onzekerheid nam toe. Sophie zou hem toch niet echt laten zitten? Als ze niks meer met hem te maken wilde hebben dan had ze toch ook geen advocaat voor hem geregeld? De afstand tussen hem en haar leek ineens enorm groot. Ze konden in de afgelopen dagen toch niet zo van elkaar vervreemd zijn dat het tot dit soort twijfels leidde? Het gebrek aan slaap, de eindeloze verhoren en de eenzaamheid in zijn cel begonnen aan zijn gevoel voor realiteit en beoordelingsvermogen te knagen. Hij wist dat hij zich niet moest laten meeslepen. Dat dit precies was waar ze hem wilden hebben. Maar hij voelde zich net een steentje in een dominospel. Een heel wankel steentje dat elk moment kon omvallen en het hele spel te gronde zou richten. Hij besloot het advies van De Greef op te volgen en te zwijgen, zodat hij zich niet zou laten verleiden tot uitspraken met gevolgen die niet meer terug te draaien waren. Het werd wel elk verhoor moeilijker om zijn rug recht te houden. Hij was fysiek moe en emotioneel leeg. ‘Ik wil terug naar mijn cel.’