‘Ik heb de beschuldiging en het bewijsmateriaal dat straks door de aanklager aan de rechter zal worden voorgelegd een uur geleden gekregen en doorgelezen. Zo op het eerste gezicht sta je er niet best voor, moet ik je eerlijk bekennen. Daarom is het belangrijk dat we alles punt voor punt doornemen en proberen te weerleggen. Alleen op die manier kan ik je zo goed mogelijk proberen te verdedigen. We hebben niet veel tijd dus we moeten meteen aan de slag. Nader kennismaken doen we wel op een later tijdstip. Voor we beginnen moet ik je één vraag stellen: heb je het gedaan? Ben je schuldig aan de moord op Isa van Leeuwen?’
‘Nee!’ reageerde Daan feller dan hij eigenlijk wilde. Wat rustiger vervolgde hij: ‘Ik heb Isa niet vermoord, ik ben volkomen onschuldig. Iemand probeert me erin te luizen en de politie gaat daarin mee. Vanaf het begin hebben ze geprobeerd om alle bewijzen die er zijn naar mij toe te redeneren. Ik heb nooit een eerlijke kans gehad in het hele verhaal. Ze hebben niet eens de moeite genomen om bepaalde dingen die ik ze heb verteld nader te onderzoeken.’
‘Zoals?’
‘Het feit dat ik ondergrondse gangen heb ontdekt die geheime toegang geven tot de hotelkamers aan de linkervleugel, het feit dat ik in die ondergrondse gangen achterna ben gezeten door iets...’
‘Ho, stop maar even.’ De Greef stak zijn hand op. ‘Het lijkt me beter als we alles puntsgewijs en in volgorde gaan bespreken zodat ik per beschuldiging goed beslagen ten ijs kan komen met een weerwoord.’
‘Ja, sorry, je hebt helemaal gelijk. Ik ben zo opgelucht dat er eindelijk iemand naar me luistert dat ik alles tegelijk wil vertellen. De beschuldigingen zijn stuk voor stuk vals...’ Weer stak De Greef zijn hand op om Daan af te remmen. ‘Ik stel de vragen en jij geeft zo volledig mogelijke en gedetailleerde antwoorden en graag zonder in herhalingen te vervallen want dat kost alleen maar tijd.’ Daan knikte gehoorzaam.
39
De onderzoeksrechter keek hem streng aan. De man had spierwit haar en een leesbril balanceerde wankel op het puntje van zijn neus. Daan probeerde niet weg te kijken, maar de priemende blik maakte hem onrustig. Zweet parelde op zijn voorhoofd en hij veegde het geïrriteerd weg. Zijn geur werd er wederom niet beter op. Zijn gewoonte om zijn handen door zijn haren te halen probeerde hij ter plekke af te zweren. Hij gruwelde van zijn vettige kapsel en wilde het niet nog erger maken. Hij zou een moord doen voor een douche. Vrijwel meteen bande hij die gedachte weer uit. De uitspraak ‘een moord doen voor’ had de afgelopen dagen een heel andere lading gekregen.
‘Voor me ligt een voorlopig forensisch rapport waar ik niet vrolijk van word, meneer Smit. Er is behoorlijk wat bewijs tegen u. Uw advocaat heeft zojuist zijn uiterste best gedaan om de bewijzen te weerleggen, maar ik zit nog steeds met gerede twijfel.’ Een beschuldigende vinger werd zijn richting uitgestoken. ‘Hebt u daar wat op te zeggen?’
‘Ik ben onschuldig.’
‘Ik zou u graag op uw bruine ogen geloven, meneer Smit, maar u begrijpt zelf natuurlijk ook wel dat ik dat niet kan doen. U wordt beschuldigd van een zeer ernstig misdrijf. Op basis van de feiten die tot nu toe boven water zijn gekomen, vind ik dat er goed moet worden uitgezocht wat er precies heeft plaatsgevonden. De dader van deze brute moord moet gepakt en passend gestraft worden, dat bent u toch met me eens?’
‘De dader ja, en dat ben ik niet.’
‘Op dit moment ben ik daar nog niet van overtuigd.’ Daan werd bleek en kromp ineen. De Greef die naast hem zat legde een bemoedigende hand op zijn schouder, ten teken dat hij er niet alleen voor stond.
‘Waar ik moeite mee heb,’ vervolgde de onderzoeksrechter, ‘is het feit dat u beweert dat u het moordwapen herkent, maar volhoudt dat u mevrouw Van Leeuwen er niet mee heeft omgebracht, terwijl het mes duidelijk vergeven is van uw vingerafdrukken en het gevonden is in een koffer op uw kamer. Hebt u daar een verklaring voor?’
‘Ik ben erin geluisd, dat is de enige verklaring.’ Hoewel hij het mes wel herkende als een soortgelijk exemplaar als het vleesmes uit het hotel had hij werkelijk geen idee hoe zijn vingerafdrukken erop konden zitten. Nadat hij het vleesmes in zijn handen had gehad bij het diner was het bij zijn weten in de vaatwasser gestopt.
‘Ik weet niet hoe mijn vingerafdrukken op dat mes terecht zijn gekomen. Kunnen er geen fouten gemaakt zijn door de forensisch onderzoekers?’
‘Trekt u nu de deskundigheid van gedegen onderzoekers in twijfel? Wilt u beweren dat ze ongelijk hebben?’ De onderzoeksrechter klonk beledigd. ‘Die Hollanders zijn ook allemaal hetzelfde. Altijd maar met dat vingertje wijzen. Betweters.’
‘Natuurlijk trekt meneer Smit de deskundigheid van de onderzoekers niet in twijfel, maar ook forensisch onderzoek is mensenwerk. Mensen maken soms fouten. Dat kan de besten overkomen,’ greep De Greef in. De rechter mompelde wat binnensmonds, maar liet het er verder bij zitten. Daan kon zich wel voor zijn kop slaan. Hij had de rechter beledigd met zijn opmerking en duidelijk een gevoelige snaar bij de man geraakt. Als dat het oordeel maar niet in zijn nadeel beïnvloedde. In het vervolg moest hij tactischer te werk gaan. In het vervolg? Hij betrapte zich erop dat hij er al van uitging dat dit niet de laatste keer zou zijn dat hij tegenover een rechter stond. Als hij zelf al niet meer geloofde in zijn vrijlating, hoe kon hij dan verwachten dat anderen dat wel deden?