38
Daan zat achter in een politieauto, op weg naar de rechtbank. Zijn handen waren weer voor zijn lichaam geboeid. Hij begon er bijna aan te wennen. Vreemd hoe dat werkte in het menselijke brein. Hij paste zich steeds meer aan, als een kameleon aan zijn omgeving. Het was een overlevingstactiek die blijkbaar als vanzelf in werking werd gezet. Hoe minder zichtbaar, hoe minder gedoe.
Hij was nerveus. Zijn zaak stond er niet al te rooskleurig voor en de politie was overtuigd van zijn schuld. Böhmer en Dieckmann waren flink pissig geweest dat hij zich had beroepen op zijn zwijgrecht, maar hij had voet bij stuk gehouden. Hij had hun intimidaties en dreigementen genegeerd en zich aan zijn eigen plan gehouden: zwijgen totdat hij een advocaat aan zijn zijde had. Hij hoopte daar vandaag bij de rechter wat verder mee te komen. Toen de agenten doorhadden dat het niet uitmaakte wat ze deden of zeiden, was hij bijna letterlijk zijn cel ingesmeten, maar niet voordat er foto’s waren gemaakt van zijn hand met de nagelsporen. Hij twijfelde er niet aan dat die foto’s nog waren toegevoegd aan het bewijsmateriaal waar de rechter vandaag een oordeel over moest vellen. Zou hij mogen gaan of werd hij in voorlopige hechtenis genomen?
Hij staarde uit het raam en concentreerde zich op het voorbij zoevende natuurschoon. Besneeuwde bomen in een engelachtig wit landschap. Hij stelde zich voor dat hij een sneeuwbal maakte om Sophie mee te bekogelen. Hij kon de koude sneeuw bijna op zijn handen voelen. Ze zou schaterend lachen als hij de sneeuwbal wierp en hem proberen te ontwijken terwijl ze een tegenaanval voorbereidde. Wat miste hij haar!
Hij concentreerde zich weer op het landschap. Als het tegenzat bevond hij zich vanavond weer in een cel en keek hij tegen deprimerende grijze muren aan. Hoewel hij pas een dag in de cel zat, leek het wel of de buitenwereld mooier was geworden. Uiteraard was alles nog precies hetzelfde, dat wist hij ook wel, maar hij was er met andere ogen naar gaan kijken. Door zijn gevangenschap was hij vrijheid en de dingen om zich heen veel meer gaan waarderen. Dingen die hij voorheen als vanzelfsprekend of alledaags beschouwde waren bijzonder geworden. Hoe fijn was het als je zelf kon bepalen wanneer je wegliep uit een ruimte of situatie. Hoe heerlijk was het als je alle kanten uit kon wandelen die je maar wilde en dat niets of niemand je tegen kon houden.
Veel sneller dan hij wilde, verscheen het gerechtsgebouw. Het zag er statig uit en had de uitstraling van een vesting. Het blije gevoel dat hij had gekregen door het besneeuwde landschap, verdween. In dat gebouw zou zo een beslissing worden genomen over zijn nabije toekomst.
De chauffeur reed om het gebouw heen en volgde aan de achterzijde een weg naar beneden. Even later werd hij door detectiepoortjes geleid en meegevoerd naar een kleine wachtcel. Uitleg over wat er ging gebeuren werd er verder niet gegeven, over hoe lang hij moest wachten ook niet. Hij nam plaats op de harde betonnen bank en liet zijn hoofd op zijn handen rusten.
Na een hele tijd ging zijn celdeur open. Hij kon het niet eens opbrengen om te kijken wie er binnenkwam. Hij geloofde het wel.
‘Dag Daan, hoe is het met je?’
Verbaasd dat hij werd aangesproken in zijn moedertaal richtte hij zijn vermoeide hoofd toch op. Er stond een vriendelijk ogende man in een toga voor hem die joviaal zijn hand naar hem uitstak.
‘Nico de Greef, ik ben je advocaat.’
‘Daan Smit,’ stelde hij zichzelf voor terwijl hij de hand van de man verbaasd schudde.
‘Maar, hoe komt u hier? Ik heb u niet gebeld.’
‘Zeg maar “je”, hoor. Ik ben een vriend van Mark de Boer. Je vrouw heeft hem gebeld over je situatie en Mark heeft mij gevraagd je te helpen omdat hij zelf geen bevoegdheid in Duitsland heeft. Het duurde helaas veel langer dan ik gehoopt had om je te traceren waardoor je het tot nu toe zonder me hebt moeten stellen. Ik hoop dat ze het je niet al te moeilijk hebben gemaakt?’
Daan kon zijn tranen van opluchting bijna niet bedwingen. Sophie had een advocaat voor hem geregeld! Maar toen de euforie wat gezakt was, kreeg paniek weer de overhand. Waar moesten ze in hemelsnaam een advocaat van betalen?
‘Ik kan je niet betalen...’ zei Daan hopeloos. Nico de Greef legde een hand op zijn schouder om hem gerust te stellen. ‘Dat hoeft ook niet. Mark had nog iets van me tegoed. Ik weet van jullie lastige financiële situatie. In een wereld waar alles om geld draait is het goed om af en toe ook eens wat onbezoldigd te doen. In mijn ogen houdt dat de boel een beetje in balans.’
‘Meen je dat? Wil je me echt voor niets helpen?’ Daan schudde ongelovig zijn hoofd. Door de manier waarop hij de afgelopen dagen was behandeld had zijn vertrouwen in de goedheid van de mens wel een deukje opgelopen, maar Nico herstelde de gedane schade behoorlijk door zijn aanbod.