‘Nee, ik ben niet de hele tijd bij hem geweest, maar ik ken Daan.’
‘Soms is kennen niet genoeg, Sophie. Soms denk je iemand van haver tot gort te kennen, maar blijkt die persoon heel anders in elkaar te zitten. Je kunt nooit verder in iemands innerlijk kijken dan diegene toestaat. Soms hebben mensen een verborgen agenda waar niemand iets vanaf weet.’ Oom Dieter bracht met bibberende hand een beker melk naar zijn lippen en nam een slok.
‘Zeg eens eerlijk, stond Daan onder druk, had hij ergens stress van? Stress kan soms tot buitenproportionele ontlading komen als de juiste trigger een kettingreactie van ongecontroleerde emoties in gang zet.’
‘Daan stond de laatste tijd absoluut onder hoogspanning, maar dat is geen enkele reden om hem te verdenken.’ Ze probeerde overtuiging in haar stem te leggen. Oom Dieter keek haar hoofdschuddend aan. ‘Ik snap dat het moeilijk is om onder ogen te zien dat je man een moordenaar zou kunnen zijn.’
‘Daan is geen moordenaar!’ krijste ze gefrustreerd.
‘Mensen die gillen, proberen hun ongelijk te overstemmen. Wees eens eerlijk. Je gelooft zelf ook niet voor honderd procent in zijn onschuld.’
Sophie moest toegeven dat oom Dieters woorden haar wel een knagende twijfel bezorgden. Ze was inderdaad niet de hele tijd bij Daan in de buurt geweest. Isa was vermoord in de nacht dat hij in die ondergrondse gangen rondzwierf. Kon hij er toch iets mee te maken hebben? Had hij bloed aan zijn kleren gehad toen hij weer terugkeerde naar hun kamer? Ze kon het zich niet herinneren. Het was midden in de nacht geweest en ze was slaapdronken. Daan was wel nerveus geweest, maar dat kwam omdat zij zo argwanend had gedaan toen ze Mara op de gang tegen hem had horen praten. Het enige wat ze zich nog duidelijk herinnerde, was dat hij op blote voeten had gelopen en dat er stof in zijn haar zat. Verder was haar niets vreemds opgevallen.
Ze vond het vreselijk dat ze hier überhaupt over nadacht, maar oom Dieter had een zaadje geplant dat meteen begon te groeien. Ze dacht Daan goed te kennen, maar oom Dieter had ergens wel gelijk dat je nooit helemaal in iemands hoofd kon kruipen. Het kon toch niet zo zijn dat hun financiële problemen Daan langzaam gek hadden gemaakt en dat ze het niet door had gehad? Dat Isa’s wens om het hotel draaiende te houden en niet te verkopen de laatste druppel was geweest om iets duisters in hem te ontketenen? Een wanhoopsdaad met dramatische gevolgen? Ze probeerde de wervelwind aan gedachten uit te bannen. Ze moest die paranoïde denkbeelden stoppen, anders werd ze gek. Daan was haar man en verdiende haar onvoorwaardelijke steun. Daar paste argwaan niet bij.
‘Je mag wel gaan zitten, hoor.’ Oom Dieters stem boorde zich dwars door haar gedachten heen. Ze realiseerde zich dat ze inderdaad nog steeds midden in het vertrek stond. Ze begon naar de gedekte tafel te lopen maar staakte haar loopje al na een paar passen.
‘Weet u, ik heb ineens geen eetlust meer.’
‘Maar je moet toch wat eten, kindje. Een mens kan niet functioneren op een lege maag.’ De stem van haar oom klonk ineens weer poeslief en van de aanvallende toon van zojuist was niets meer over.
‘Hebt u iets te maken met Isa’s dood?’ De zin floepte er zomaar uit. Van schrik sloeg ze haar hand voor haar mond, maar liet hem ook bijna onmiddellijk weer zakken. Waarom zou ze die vraag eigenlijk niet mogen stellen? Oom Dieter nam ook duidelijk geen blad voor de mond met zijn beweringen over Daan.
‘Sophietje...’ Oom Dieter keek haar aan met een blik vol medelijden. ‘Kijk nou eens naar je oompje. Ik ben amper in staat om een mes vast te houden om mijn brood mee te smeren, laat staan dat ik de kracht zou hebben om er andere dingen mee te doen. Kindje toch, je fantasie slaat nu echt een beetje op hol.’ Door zijn betuttelende reactie leek haar vraag extra belachelijk en ongepast. Had oom Dieter zelf een dubbele agenda? Moest ze hem confronteren met de onbekende vrouw waar hij in de nacht dat Isa werd vermoord de bloemetjes mee buitenzette, of moest ze die informatie nog even voor zichzelf houden? Als ze oom Dieter liet weten dat ze hem doorhad dan gooide ze al haar kaarten op tafel en dat maakte haar uiterst kwetsbaar. Ze besloot haar mond nog even te houden en smeerde staand aan tafel een broodje.
‘Gehaast eten is slecht voor de spijsvertering,’ reageerde oom Dieter.
‘Ik heb op dit moment genoeg onverteerbare dingen, dus dit kan er ook nog wel bij.’ Demonstratief stak ze het broodje in haar mond en nam een hap. Al kauwend liep ze naar de uitgang van het vertrek. ‘Ik heb behoefte aan frisse lucht.’
Toen even later haar laarzen door de sneeuw knerpten en haar neus rood was van de kou, ging haar telefoon. onbekend nummer las ze in het scherm voor ze opnam. Zou het de advocaat zijn?