Ze keek op de klok. Nog een uur voordat Daan thuiskwam. Ze kon niet wachten om hem het goede nieuws te vertellen. Ze haalde haar handen door haar warrige haar en liep naar de keuken. Haar oog viel op de fruitschaal met sinaasappels en kiwi’s op de vensterbank. Ze had ineens enorme behoefte aan een glas vers sap. Ze pakte vier sinaasappels en een kiwi en begon enthousiast te persen. Ze was nog steeds blij met het elektrische apparaat dat ze twee jaar geleden van Daan had gekregen. Ze schonk het gezonde sapje in een glas en sloeg het in een paar teugen achterover. Haar smaakpapillen verkrampten van de zure smaak.
Ongeduldig trommelde ze met haar vingers op het aanrecht en staarde naar buiten. Wat nu? Ze was te ongedurig om rustig op de bank verder te lezen tot Daan thuiskwam. Het liefste zou ze hem bellen om hem te vertellen over de brief van de notaris, maar ze wist dat hij zijn telefoon toch niet op zou nemen als hij zag dat zij het was. Hij had er een hekel aan om gebeld te worden als hij bij een klant was en dat snapte ze ook wel. Nu het binnenhalen van opdrachten zo’n hels karwei was geworden, was het noodzakelijk om de potentiële klant het idee te geven dat je aandacht volledig naar hem of haar uitging. De klant was koning en dat vereiste dat je alles uit de kast haalde om vertrouwen te winnen en maatwerk leverde. Anderzijds kon Daan het zich ook niet permitteren om zijn telefoon te laten gaan als een mogelijke nieuwe klant hem belde. Tegen zijn principes in had hij daarom de afgelopen weken zijn telefoon aan laten staan. De afspraak was dat ze hem alleen in uiterste noodgevallen zou bellen en als ze eerlijk was kon ze dit nieuws daar niet onder scharen.
De lucht was grauw en het miezerde. De schemer begon al in te vallen. Hoewel ze een enorme koukleum was miste ze de winters van vroeger: met dikke pakken sneeuw en vrieskou die decimeters goed beschaatsbaar ijs opleverde. Ze hield van de gezelligheid van de winter. Een warm opgestookte kachel, kaarsjes, warme chocomel met slagroom en een beetje rum... Hopelijk zou ze volgend weekend in Winterberg een beetje van haar oude wintergevoel terugvinden. Er lag in elk geval sneeuw volgens de weer-app op haar telefoon.
Hoe meer ze erover nadacht, hoe meer ze zich verheugde op het onverwachtse uitje naar Winterberg. Het was een beetje wrang dat er een sterfgeval in de familie voor nodig was, maar een korte vakantie die de dagelijkse zorgen even naar de achtergrond drong, werd hen door tante Eva zo in de schoot geworpen. Het was al een eeuwigheid geleden dat zij en Daan er eens even helemaal tussenuit waren geweest. Ze liep naar haar werktas in de gang en pakte haar rooster. In een oogopslag zag ze dat ze twee surveillancediensten met een collega zou moeten ruilen om naar Winterberg te kunnen. Meteen maar spijkers met koppen slaan. Ze belde haar favoriete collega Hans met het verzoek zijn diensten van morgen en overmorgen met haar te ruilen. Ze had geen problemen verwacht, maar was toch opgelucht toen Hans akkoord ging met haar voorstel.
4
Eva,
Ik voel me zo raar. Het lijkt wel of ik vlieg. En dorst, steeds maar die dorst. Ik drink de hele dag thee, maar ik ben onverzadigbaar. Ik zal toch geen suikerziekte hebben? Een ziekte die op mijn leeftijd nog weleens voorkomt. Een droge mond is daar toch een kenmerk van?
Vanmiddag ben ik op bed gaan liggen. Geheel tegen mijn principes in. De vermoeidheid won het. Ik denk dat ik nog nooit in mijn leven zo moe ben geweest als vandaag. Toen ik wakker werd, wist ik even niet waar ik was. Dat was doodeng. Ik hyperventileerde van de paniek en het was of er een band om mijn borst zat die mijn hart samendrukte. Even was ik bang dat ik doodging. Alles om me heen was zo wazig. En het bewoog. De kamer bewoog! Donkere figuren, overal om me heen en ze kwamen op me af. Ik wilde vluchten, maar het lukte niet. Mijn lijf werkte niet mee. Ik lag daar maar en kon geen kant op. Vlak voor ze me te pakken kregen, verdwenen ze. Maar dat was deze keer. Wat als ze me de volgende keer wel grijpen?
Wat moet ik nou, Eva? Vertel het me. Ik ben zo bang. Ik sta er helemaal alleen voor, dat bleek vandaag wel weer. Als ik erover praat met D dan lacht hij me uit. Hij denkt dat ik aan de drank ben. Maar je weet toch, ik drink al jaren geen druppel meer. Ik moet mijn kop erbij houden anders loopt het hier volledig in het honderd.
Wat vind jij? Moet ik een dokter bellen? Me eens grondig laten onderzoeken? Wie weet is het met een simpel pilletje op te lossen. Maar aan de andere kant, wat als blijkt dat er iets flink mis is met me? Ik geloof niet dat ik dat aankan. Dan raak ik alles kwijt en is mijn leven over. Het staat in de voorwaarden, als ik handelingsonbekwaam word, moet ik mijn taken uit handen geven en een stap opzij doen. Alles in het belang van. Maar hoe zit het met mijn belang? Is er iemand die zich daar om bekommert?
Kop in het zand en doen alsof er niets aan de hand is, dat lijkt vooralsnog de beste optie. Ik moet beschermen wat me lief is. Als ze me dat afnemen, Eva, geloof me, dat wordt mijn dood.