‘Ja, ik heb dit mes of in elk geval een vergelijkbaar exemplaar eerder gezien.’ Hij schoof de foto zo ver mogelijk bij zich vandaan. Het opgedroogde bloed dat op het mes zat deed hem walgen.
‘Is dat het mes waarmee Isa is vermoord?’
‘Dat zul jij beter weten dan wij, je was er tenslotte zelf bij.’ Daan probeerde de woede die steeds heviger opborrelde in zijn buik, te onderdrukken. Als hij zijn kalmte zou verliezen, kregen ze hun zin en dat gunde hij ze niet. In de tijd dat ze hem het leven zuur maakten, konden ze zich beter storten op de zoektocht naar de echte moordenaar van Isa die nog steeds vrij rondliep. Met elke dag die er verstreek namen zijn of haar kansen om ermee weg te komen toe.
‘Ik heb dit mes eerder gezien, maar ik heb Isa niet vermoord,’ zei hij resoluut.
‘Hoe komen jouw vingerafdrukken er dan op?’ Böhmer hing over de tafel en bracht zijn hoofd tot vlak bij dat van Daan. Een mix van zurige koffie- en verschaalde sigarettenlucht drong Daans neus binnen en hij wendde zijn hoofd af.
‘Kijk me aan!’ Böhmer liet zijn vlakke hand met een harde klap op de tafel neerkomen om zijn woorden kracht bij te zetten. Daan schrok van het geluid.
‘Ik vraag het nog een keer: hoe komen jouw vingerafdrukken op dat mes?’
‘Dat weet ik niet,’ brulde Daan. ‘Het enige wat ik weet is dat ik met een vergelijkbaar mes het vlees heb gesneden voor het diner op de eerste avond in het hotel.’
‘Weet je waar we dit mes gevonden hebben?’
‘Nee, en ik heb ook geen zin om een raadspelletje te doen, dus vertel het me maar gewoon.’
‘Niet zo bijdehand jij, wij bepalen hier hoe het gesprek verloopt en niet jij.’
‘Ik wil een advocaat.’
‘Waar heb je een advocaat voor nodig? Je bent toch onschuldig? Of wordt de grond je te heet onder de voeten nu we keiharde bewijzen tegen je blijken te hebben?’
‘Die bewijzen zijn vals! Jullie proberen me erin te luizen, stelletje klootzakken!’ Net als gisteren verloor hij toch weer zijn zelfbeheersing. Hij kon niet tegen het onrecht dat ze hem aandeden, het maakte hem woedend. Maar wat hij ook zei, ze geloofden hem niet. Hoe moest hij zijn onschuld aantonen als ze nu ook al met zogenaamde bewijzen kwamen? Tijd om na te denken werd hem niet gegund, want Böhmer gooide het volgende alweer voor zijn voeten.
‘Nogmaals, weet je waar we dat mes gevonden hebben?’ Hij wachtte Daans antwoord niet eens af.
‘Het lag in jouw koffer.’
‘In mijn koffer?’
‘Weggestopt tussen je vuile ondergoed.’
‘Dit is gewoon niet te geloven! Als ik Isa al met dat mes zou hebben vermoord waarom zou ik het dan in godsnaam in mijn koffer stoppen en jullie op een presenteerblaadje aanbieden? Dat zou wel heel dom zijn.’
‘Ach, iedere doortrapte misdadiger maakt op een goede dag een cruciale fout. Jij bent daarop blijkbaar geen uitzondering. Uiteindelijk worden ze allemaal slordig omdat ze denken onoverwinnelijk te zijn.’
‘Doortrapte misdadiger?’
‘Het valt me eerlijk gezegd wel een beetje tegen dat je jezelf er zo makkelijk vanaf hebt proberen te maken. Het moordwapen verstoppen in je eigen koffer. Ik had je wel wat intelligenter ingeschat.’
De neerbuigende ondertoon in Böhmers stem maakte Daan alleen nog maar bozer. Hij balde zijn handen krampachtig tot vuisten en zijn nagels boorden zich in zijn huid. Zijn ademhaling versnelde en het zweet brak hem weer uit. Dieckmann zette een stap naar voren, maar Böhmer wuifde dat hij weer kon gaan zitten. ‘Hij heeft het lef niet om me een klap te verkopen. Kijk nou wat een mietje, die leg ik met mijn pink nog om.’ In plaats van dat deze woorden Daan nog kwader maakten, kalmeerden ze hem juist. Hij had geen zin in een spelletje ‘wie heeft de langste pik’. Hij wilde gewoon naar huis en wel nu.
Böhmer smeet weer een foto voor hem op tafel. ‘Weet je wat dit is?’
‘Geen flauw idee,’ verzuchtte hij.
‘Een haar van mevrouw Van Leeuwen die we op jouw kleren hebben gevonden. Niet de enige haar overigens.’
‘Hoe verklaar je dat?’
Daan haalde zijn schouders op. ‘Ik heb naar een hartslag gezocht in haar nek en daarom haar haar wat aan de kant geschoven. Wellicht is er toen één blijven plakken aan de mouw van de fleece trui die ik op dat moment aanhad? Die dingen trekken haren aan, weet je.’
‘Leuk geprobeerd. Kijk nog eens goed naar die foto en dan specifiek naar dit gedeelte.’ Böhmer wees naar een bolvormig ding aan de onderkant van de haar.
Daan keek hem geïrriteerd aan. ‘Hoe moet ik nou weten wat dat ding is? Als ik alles over haar wilde weten, was ik wel kapper geworden.’
‘Dat “ding”, meneer Smit, noemen wij een haarwortel en het opmerkelijke is dat die wortel nog volledig intact is. Dat duidt erop dat die haar met geweld is losgerukt bij het slachtoffer, ergo dat er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen u en haar.’