‘Op je bed gaan zitten,’ was het korte commando dat naar zijn hoofd werd geslingerd.
‘Ook goedemorgen,’ mompelde hij terwijl hij deed wat hem gevraagd werd. De man zette een dienblad met een ontbijt op zijn wasbakje en verdween voordat hij hem ook maar iets had kunnen vragen. De dichtslaande deur was een hernieuwd startschot in de race tegen de eenzaamheid.
Hij liep naar het wasbakje en griste het dienblad ervanaf. De druppende kraan had de twee bruine boterhammen die erop lagen helemaal zompig gemaakt. Gadverdamme. Hij trok een vies gezicht en legde de twee schamele plakjes kaas erop. Boter zat er niet bij, bestek ontbrak. Vast weer een veiligheidsdingetje. Zijn dorst leste hij met de plastic beker melk. Hij nam een hap van zijn boterham kaas. Smaken deed het allerminst, maar zijn hongerige lijf nam er genoegen mee. Hij spoelde de laatste restjes weg met water en ging weer op bed liggen wachten.
De deur ging weer open. Gespannen keek hij wie er binnenkwam. Zijn behoefte aan gezelschap om de eenzaamheid te verdrijven werd steeds groter. De stilte in zijn cel vloog hem met de minuut meer aan. Het norse gezicht van de cipier maakte dat hij meteen spijt kreeg van zijn stille wens. Dit soort gezelschap kon hij missen als kiespijn. Maar wat had hij dan verwacht? Hij zat hier immers niet voor een theekransje.
‘Meekomen naar de verhoorkamer,’ bromde de cipier. Hij rammelde met de boeien in zijn hand.
‘Zou ik eerst even mogen douchen?’
‘Nee.’
‘Maar ik zou me zo graag even opfrissen...’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
De cipier pakte zonder pardon zijn armen en deed hem de boeien om. In tegenstelling tot de vorige keren werd hij nu aan de voorkant geboeid en niet achter zijn rug. Daan probeerde zijn haar nog een beetje te fatsoeneren maar de ketenen belemmerden zijn bewegingsvrijheid te veel voor een goed resultaat. Hij geneerde zich dat hij Böhmer en Dieckmann naar zweet stinkend en ongeschoren weer onder ogen moest komen. Het deed zijn zelfvertrouwen geen goed. Waarschijnlijk was dat ook de hele opzet. Hem uitputten en vernederen om maar tot een bekentenis te komen. Maar zover zou hij het niet laten komen.
Hoe zou het met Sophie zijn? Hij hoopte dat ze beter geslapen had dan hij, maar betwijfelde dat ten zeerste. Wanneer zou hij haar mogen zien? Hoe zou de dag van vandaag eruitzien? Zou hij vanavond opgelucht adem kunnen halen omdat ze hem vrij hadden moeten laten of zou hij weer een nacht in die vreselijke cel moeten doorbrengen?
De cipier hield de deur van de verhoorkamer voor hem open en hij stapte naar binnen. Het was een andere ruimte dan gisteren en het stonk er naar angstzweet. Walgend haalde hij zijn neus op. Hij stak zijn armen naar voren zodat de cipier zijn boeien af kon doen. De man vertrok zonder te groeten en hij was weer alleen. Opnieuw begon het wachten. Moedeloos nam hij plaats op een van de harde plastic stoelen en legde zijn hoofd op tafel. De kou van het staal drong diep door in zijn huid.
35
De deur sloeg met een harde klap dicht en hij vloog overeind.
‘Slecht geweten?’ zei Böhmer met een vilein lachje. Er werd een bekertje koffie voor hem neergezet. Gulzig zette hij zijn lippen aan het bekertje en trok een vies gezicht toen de bittere smaak zijn mond binnendrong.
‘Mag ik misschien een beetje melk en suiker?’
‘Op,’ was het korte antwoord terwijl Böhmer een grote slok nam uit een mok koffie waar overduidelijk wel melk en suiker in zaten en waar hij driftig in roerde.
‘Maar...’
‘Op zei ik toch. Vergeleken bij wat we vandaag voor je in petto hebben, smaakt die koffie nog zoet, dus ik zou er maar van genieten.’ De moed zonk Daan in de schoenen na deze woorden. Als dit het beste was wat ze hem vandaag te bieden hadden, dan hield hij zijn hart vast.
‘En, een beetje geslapen?’
‘Nee, niet echt.’
‘Slaapt ook niet lekker hè, als je zoveel op je kerfstok hebt. Misschien ben je toch minder koelbloedig dan je lijkt.’ Daar gingen ze weer.
‘Ik héb niks op mijn kerfstok. Ik ben onschuldig!’
‘Je blijft dus bij je verklaring van gisteren?’
‘Ja.’
‘Misschien moeten we je dan een handje helpen om je geheugen wat op te frissen.’ Böhmer pakte iets uit een map die voor hem op tafel lag en gooide het voor hem neer. Het was een foto van een vleesmes waar bloed aan zat. ‘Komt dit mes je bekend voor?’ Daan nam de foto goed in zich op. Het leek verdacht veel op het mes waar hij op verzoek van oom Dieter het vlees mee had gesneden tijdens het diner. Het leek hem beter de waarheid te blijven spreken ondanks het feit dat alles wat hij zei tot nu toe op slinkse wijze tegen hem werd gebruikt. Als hij zijn beweringen zou laten vervuilen door leugens en ze kwamen daarachter, dan waren de consequenties niet te overzien. Hij besloot de gok te wagen en eerlijk te zijn.