‘Slaap lekker,’ bromde de cipier hem toe. Het was niet duidelijk of de man het meende of dat het cynisch bedoeld was. Voordat Daan kon reageren verliet hij het vertrek. De zware stalen deur viel in het slot en hij hoorde een sleutel twee keer omdraaien. Daarna het geluid van wegstervende voetstappen. Hij was alleen.
Hij liep naar het wasbakje en liet koud water over zijn pijnlijke polsen stromen, waarna hij een kommetje van zijn handen maakte en gulzig dronk. Hij plensde wat water in zijn gezicht. Het droop al in zijn nek en op zijn kleren toen hij zich realiseerde dat hij geen handdoek had om zich af te drogen. Hij veegde zijn gezicht af met zijn niet meer al te fris ruikende trui. Bah, wat voelde hij zich vies. Nadat hij zijn blaas had geleegd, maakte hij zijn bed op en ging er met kleren en al op liggen. De deken trok hij omhoog tot aan zijn kin. De ondergrond was hard en het matras dun. Het kon niet anders dan dat hij er morgenvroeg gebroken vanaf zou komen. Hij draaide zich op zijn rug en staarde naar de klinkloze deur die een onneembare hindernis vormde tussen hem en de buitenwereld.
33
‘Mark, je spreekt met Sophie, de vrouw van Daan Smit.’
‘Sophie! Hoe is het met jullie?’
‘Niet zo goed. Daan is opgepakt op verdenking van moord op mijn nicht.’
‘Wát zeg je?’
‘Je moet me helpen Mark, ik weet niet wie ik anders moet bellen. Hij heeft een advocaat nodig.’
‘Oké, even rustig. Wanneer is Daan opgepakt en waar?’
‘Een uur geleden in Winterberg.’
‘In Winterberg? In Duitsland?’
‘Ja. We verblijven hier in het hotel van mijn overleden tante Eva voor de verdeling van haar erfenis. In het kort: mijn twee nichten en ik behoorden ook tot de begunstigden. We kregen ruzie met mijn nicht Isa, die moeilijk deed over de erfenis, en de dag erna vond ik haar dood in haar kamer. Daan heeft de politie gebeld en die is meteen gekomen en met een onderzoek gestart. Een paar uur later werd Daan ineens opgepakt en beschuldigden ze hem van moord. Ze hebben hem meegenomen en ik weet niet waar hij is. Je moet ons helpen, Mark. Alsjeblieft.’
‘Heeft hij het gedaan?’
‘Nee, natuurlijk niet!’ Sophies stem klonk hoogst verontwaardigd.
‘Hebben ze ook gezegd waarom ze denken dat Daan de dader is?’
‘Nee. Ze hebben hem gewoon meegenomen en ik heb niets meer gehoord. Niet van de politie en niet van Daan. Ik maak me zo ongerust.’ Sophie begon te huilen.
‘Luister Sophie, ik vrees dat ik je niet kan helpen. Ik ben niet bevoegd als advocaat in Duitsland. Maar...’ Sophie hoorde hem al niet meer en begon nog harder te huilen.
‘Maar, zei ik,’ probeerde Mark haar te overstemmen, ‘ik heb wel een vriend die advocaat in Duitsland is. Ik ga hem voor je bellen en laat hem contact met je opnemen als hij iets voor jullie kan doen, oké?’
‘We hebben geldproblemen, Mark. Ik hoopte dat jij ons als vriendendienst wilde helpen. We kunnen geen advocaat betalen.’
‘Hm, dat kan de zaak bemoeilijken. Ik zal het aan mijn vriend voorleggen en hem vragen coulant te zijn. Ik kan niet namens hem spreken en toezeggingen doen. Het enige wat ik kan beloven is dat ik mijn best zal doen. Ik bel je zo terug.’
‘Dankjewel.’ Sophie klemde het toestel in haar hand en keek obsessief naar het scherm. Bang om het telefoontje dat voor wat licht in de duisternis kon zorgen te missen. Aan Lieke had ze helemaal niets gehad. Die liep alleen maar als een kip zonder kop te jammeren dat ze het allemaal niet aankon. Nee, zij had het lekker makkelijk. Lieke hoefde zich alleen maar druk te maken om zichzelf, maar Sophies man was opgepakt. Er werd niet gevraagd of ze dat aankon, het gebeurde gewoon en ze moest ermee dealen. Het bewees maar weer eens hoe oppervlakkig Lieke in het leven stond. Met modern en hip zijn, kwam je er niet. Het maakte je niet weerbaar voor de echte wereld waarin het niet alleen maar glitter en glamour was. Soms kon je je kop in het zand steken en ervoor weglopen, maar vaak moest je de waarheid onder ogen zien en je verantwoordelijkheid nemen. Dat was een onderdeel van volwassen zijn. Het was duidelijk dat Lieke dat niveau nog niet had bereikt.
Sophie begon te ijsberen op de gang. Nog steeds was haar telefoon niet gegaan. Wat duurde wachten toch lang. Moest ze Mark zelf weer bellen? Of zou dat juist averechts werken en irritatie opwekken? Hij had toegezegd dat hij zijn best zou doen. Het enige wat ze kon doen was daarop vertrouwen. Ze drentelde ongedurig verder. Achter haar ging een kamerdeur open, gevolgd door het geluid van rollende wieltjes. Ze keek achterom. Het was Lieke. Sophie keek haar vragend aan.
‘Sorry hoor, maar ik trek dit niet. Ik ga ervandoor.’
‘Maar je kunt toch niet zomaar weggaan?’
‘O, jawel hoor, ik ben geen verdachte en mag van de politie naar huis zolang ik bereikbaar blijf voor eventuele vragen.’