‘Maar dat is tegen de policy van het hotel.’
‘Niet op komen dagen is tegen de policy van fatsoen. Kom op met dat pasje.’ Eindelijk gehoorzaamde Mara.
‘Zal ik met je meegaan?’ vroeg Daan.
‘Nee, beter van niet. Ik wil even als nichten onder elkaar met haar praten.’ Lieke had haar hulp niet eens aangeboden en was meteen na binnenkomst vertrokken naar haar kamer toen ze hoorde van Sophies confrontatieplan. Vreemd eigenlijk, want het ging haar toch net zo goed aan en meestal vond Lieke confrontaties wel een uitdaging en ging ze ze niet uit de weg. Nou ja, Lieke deed wel vaker dingen die Sophie niet helemaal kon volgen. Ze gaf Daan een kus en vertrok richting Isa’s kamer.
Sophie klopte stevig op de deur. ‘Isa, ben je hier? Doe eens open, ik wil met je praten.’ Het bleef stil aan de andere kant van de deur. Sophie legde haar oor ertegenaan in een poging wat geluid op te vangen dat Isa’s aanwezigheid verraadde. Stilte alom. Ze bonkte nogmaals op de deur, ditmaal ongeduldiger. ‘Isa, ik weet dat je daar bent, doe open! Dit kun je echt niet maken!’ Wederom kwam er geen enkele reactie uit de kamer.
‘Oké, dan gaan we het anders aanpakken. Ik heb een sleutel van je kamer. Als jij niet naar mij komt, kom ik wel naar jou. Ik tel tot vijf en dan kom ik binnen.’ Sophie telde hardop. Nadat ze de vijf had uitgesproken wachtte ze nog even. Toen was ze het zat.
‘Oké, ik kom nu naar binnen.’ Ze ontgrendelde de deur en duwde hem na de klik voorzichtig open. Het eerste gedeelte ging soepel, maar toen ze de deur verder open wilde duwen, stuitte ze op weerstand. Stond Isa er van binnenuit tegenaan te duwen? Dat zou wel heel kinderachtig zijn. Sophie duwde wat harder, maar de weerstand bleef. De opening die ze gecreëerd had was net groot genoeg om zichzelf er doorheen te wurmen.
Het eerste wat haar opviel was dat de kamer in volledige duisternis was gehuld en dat er een vreemde geur hing. Een mix van eten dat te lang had gestaan en iets anders wat ze nog niet kon thuisbrengen.
‘Isa,’ riep ze aarzelend. Geen reactie. Ze kreeg een vreemd gevoel in haar onderbuik. Eerst maar eens wat licht maken. Ze zette nog een stap en zocht op de tast naar de lichtknop. Haar voet stootte tegen iets aan en ze struikelde bijna. Ze wist zichzelf staande te houden en deed het licht aan.
Er was bloed. Overal waar ze keek was bloed. Ze rook het, proefde het bijna. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht om zichzelf even te verlossen van de gruwelijkheden aan haar voeten. Ogen open, ogen dicht. Het was zinloos. De beelden drongen zich onverminderd aan haar op.
Ze werd overvallen door een hevige misselijkheid. Haar ingewanden draaiden en tolden en voor ze er erg in had leegde ze haar maag. Ze kon er niets aan doen. Niemand kon bestand zijn tegen dit horrortafereel. Wie dit op zijn geweten had, verdiende het niet om te leven. Uit deze daad sprak een blinde woede, zo groot dat de kans op herhaling niet uitgesloten was. Ze hoefde het lichaam niet verder te naderen om het te herkennen. Dat het Isa was, kon ze ook op afstand zien.
Ze wilde schreeuwen, huilen, maar kwam niet verder dan een zacht gekerm. De aanblik van het verminkte lichaam verlamde haar. Had het met de ruzie te maken of ging het om iets anders? Hoe had het zover kunnen komen en wie had dit gedaan? Moest ze ook vrezen voor haar eigen leven of had iemand het alleen op Isa gemunt? Gevaar kon in elke hoek zitten. Zou ze het kwaad herkennen als het erop aankwam? Of zou ze zo eindigen als haar nicht? Bewerkt met een mes en leeggebloed als een geslacht dier?
Er lagen dekens in de hoek van het vertrek. Ze vermande zich en liep ernaartoe, pakte er twee van de stapel en liep terug naar het lijk. Ze bedekte het zorgvuldig als een moeder die haar kind toestopt om het te beschermen tegen kou en nare dromen. Het was een menselijk gebaar dat ze moest maken. Door het brandende gevoel in haar longen besefte ze dat ze ongemerkt haar adem had ingehouden. Ze liep weg bij het afgedekte lichaam en nam een flinke teug lucht. De geur van de dood drong diep binnen in haar neus en ze werd op slag weer misselijk.
Met haar hand voor haar mond draaide ze zich om. Ze moest hier weg, hulp halen. Maar wie zou daadwerkelijk willen helpen en wie zou doen alsof? Op haar hoede verliet ze het vertrek. Haar schoenen lieten afdrukken van bloed achter op het tapijt. Ze trilde over haar hele lichaam en probeerde te vechten tegen het gedraai in haar hoofd. Snikkend en struikelend viel ze haar eigen hotelkamer binnen. Daan lag een boek te lezen op bed en keek verschrikt op. ‘Sophie! Wat is er aan de hand?’ Hij kon haar nog net op tijd opvangen voordat ze flauwviel.
‘Sophie?’ Een paar tikjes tegen haar wangen. ‘Sophie!’ Het zwart om haar heen werd lichter. Het was alsof ze na een diepe duik terug zwom naar de oppervlakte. Iets zei haar dat ze beter onder water kon blijven. Ze wilde weer wegzakken in de duisternis, maar nieuwe tikjes op haar wang haalden haar onherroepelijk terug naar de werkelijkheid. Langzaam deed ze haar ogen open. Daan hing met een bezorgd gezicht over haar heen.