De eenzaamheid is bijna niet meer te verdragen. De wens om belangrijk te zijn, in elk geval voor één iemand iets te betekenen, is groter dan mijn angst. Wie is die onbekende? Bestaat hij echt en heeft hij goed of kwaad in de zin? Het houdt me voortdurend bezig op de momenten dat ik wakker genoeg ben om na te denken. Maar steeds vaker dansen de gedachten in mijn hoofd als dwarrelende blaadjes in een herfststorm. Hoe hoog ik ook spring om ze te vangen, ze glippen door mijn vingers als vloeibare gelei. Hoe ben ik toch in deze situatie beland? Waarom is er nog steeds geen dokter naar me komen kijken?
Er is iemand die voor me zorgt. Ik krijg mijn natje en mijn droogje. Ik weet niet of het een man of een vrouw is. Deze persoon is wazig, zoals alles, en praat nooit tegen me. Ik weet niet meer precies hoe lang het geleden is dat ik voor het laatst een echt gesprek heb gevoerd. Maar dat het geruime tijd geleden is, daarover bestaat geen twijfel. Het incidentele gefluister van de schim is het enige geluid dat ik hoor, buiten mijn eigen gekreun. Mijn haperende stem belet me om terug te praten.
Mijn botten doen pijn, ik ruik mezelf en al mijn spieren zijn verkrampt. Het potlood waarmee ik op ‘heldere’ momenten letters vorm tot woorden, gericht aan jou, glijdt bijna onophoudelijk uit mijn hand. Mijn handschrift zal er niet mooier en leesbaarder op zijn geworden. Toch blijf ik je schrijven. Jij bent mijn enige bron van communicatie, ondanks het gebrek aan directe interactie. Ik weet niet wanneer je dit leest en óf je dit leest, maar het is een enorme troost dat ik mijn woorden tot iemand kan richten. Die iemand dat ben jij Eva, de enige persoon in mijn leven die nog iets om me geeft.
23
‘Hebben we nog tijd voor een bakkie?’ Hoewel Lieke de avond ervoor ook behoorlijk diep in het glaasje had gekeken, was ze aanmerkelijk fitter dan Sophie en Daan.
‘Ik zal eens kijken hoe ver het is van het centrum naar de Buchenweg.’ Daan toetste de route in op de routeplanner in zijn telefoon en in een mum van tijd kwam het toestel met het verlossende antwoord. ‘O, maar twee kilometer, dan kunnen we best nog een cafeïneshotje nemen. Ik googel wel even op een leuk tentje.’
‘Als je maar opschiet want ik begin het koud te krijgen.’ Lieke huiverde zichtbaar. Ze stonden gedrieën op het parkeerterrein bij het hotel. De temperatuur was onder nul en het sneeuwde lichtjes. Isa had zich nog steeds niet laten zien. Niemand had de moeite genomen of de behoefte gehad om te checken of ze nog in het hotel was of dat ze toch met stille trom naar haar appartement was vertrokken voor een laatste ‘zorgeloze’ nacht. De afspraak was helder, om tien uur zouden ze de notaris op de Buchenweg ontmoeten om ouderwets strootje te trekken.
Daan had inmiddels een geschikte locatie gevonden. ‘Café Krämer wordt het, die krijgt goede recensies van verschillende Nederlanders.’
‘Zal ik rijden?’ stelde Sophie voor. ‘Ik voel me weer helder genoeg.’
‘Prima. Als je me de TomTom even aangeeft dan stel ik hem alvast in.’
‘Dan kruip ik lekker achterin,’ zei Lieke.
Sophie ontgrendelde de auto en liet Lieke plaatsnemen op de achterbank. ‘Stook die kachel maar flink op, brrr.’ Lieke blies in haar verkleumde handen. ‘Volgende keer toch maar handschoenen aandoen.’
Daan zette de radio aan, maar Sophie greep in. ‘Laat die maar even uit. Mijn hoofd kan nog niet veel lawaai hebben.’ Zwijgend startte ze de auto en het enige geluid dat af en toe klonk was de stem van de TomTom die aangaf hoe ze moest rijden. In een mum van tijd waren ze op de plaats van bestemming. Ze namen plaats aan een ronde tafel bij het raam waar rieten stoelen met rode kussentjes omheen stonden. Lieke griste de kaart meteen van tafel. ‘O, ik ga een stuk Marzipantorte nemen!’ Ze likte haar lippen al af bij de gedachte.
‘Gadverdamme, hoe krijg je het weg. Ik heb net mijn ontbijt achter de kiezen.’ Sophie trok een vies gezicht. Bij de gedachte aan zoetige marsepein nam het weeë gevoel in haar maag nog eens extra toe. Ze had tijdens het ontbijt met moeite een croissantje weg weten te werken. Een serveerster kwam hun kant op lopen en stopte bij hun tafeltje.
‘Ik wil de bestelling doen,’ zei Lieke enthousiast. ‘Ik vind het altijd zo leuk om een buitenlandse taal te spreken.’ Hoewel Daan, wiens Duits uitstekend was, betwijfelde of ze zich voldoende verstaanbaar kon maken, liet hij haar haar gang gaan.
‘Doe mij maar een dubbele espresso met een Schwarzwälder Kirschtorte.’
‘En jij Sophie?’
‘Voor mij alleen een gewone koffie graag.’ Lieke stuntelde zich door de bestelling heen en had de grootste moeite met haar Duitse uitspraak. De serveerster keek haar geamuseerd aan, maar greep niet in.