Ik moest me verloven, of ik wilde of niet. Met de kennis van nu had ik hem nooit gehoorzaamd, maar toen waren de tijden anders. Het kwam niet eens in je op om weerwoord te geven tegen je ouders of er een eigen mening op na te houden. Daarom kwamen mijn broers ook niet voor me op. Zij hadden immers ook door schade en schande geleerd hem te gehoorzamen.
Een maand na wat papa ‘het incident’ noemde, werd ik ziek. Ik werd naar een sanatorium in Zwitserland gestuurd tot ik beter was. Dat duurde bijna een jaar. Over wat daar gebeurd is kan ik nog steeds niet praten. Het is te erg en heeft me vanbinnen voorgoed doodgemaakt.
De dag dat papa me weggaf heb ik alleen maar gehuild. Dikke tranen die door mijn voile aan het zicht werden ontnomen. Toen ik D moest kussen om het jawoord te bezegelen, moest ik bijna kotsen. De walging kroop omhoog van mijn tenen naar mijn kruin en nam mijn maaginhoud met zich mee. Wat had ik hem graag in zijn bek gespuugd. Maar ik heb me beheerst om het niet nog erger te maken. Schone schijn is waar mijn familie al vele decennia op draait en ik had destijds niet het lef noch de moed om die zeepbel door te prikken. Dus ik deed wat er van me werd verwacht. Ik zei ja en kuste hem. De gasten interpreteerden mijn dikke, rode ogen later op de dag als bewijsstukken van mijn gelukstranen. Dat was de eerste dag van het einde van mijn leven.
Als mama nog geleefd had was het nooit tot een huwelijk gekomen. Mama zou naar me hebben geluisterd, me hebben getroost en D voorgoed de toegang tot ons huis en leven hebben ontzegd. Zij had me de kans gegeven om de ware te vinden en me nooit gedwongen mezelf te storten in een liefdeloze overeenkomst. Een contract op papier, want meer is het nooit geworden. Het is me nooit gelukt om van hem te gaan houden. Geloof me, ik heb het geprobeerd, maar het zat er gewoon niet in. De walging bleef overheersen. De pijn en het geweld van die eerste keer. Hoe kun je houden van iemand die alleen maar aan zichzelf denkt en je lichaam beschouwt als een gebruiksvoorwerp dat op afroep beschikbaar is?
10
Sophie vloog overeind. ‘Daan, ons autoalarm gaat af!’ In haar haast om weg te komen viel haar stoel omver en ze kon zichzelf nog net behoeden voor een val. Struikelend rende ze de eetkamer uit met Daan op haar hielen. Ze denderden de trappen af en ze stoven langs de receptie door naar buiten, linea recta naar de parkeerplaats. Hun auto stond met knipperende lichten te loeien. Liekes auto stond ernaast en verder was de parkeerplaats verlaten. Daan rende Sophie voorbij en was als eerste bij de auto. ‘Shit, er is een ruit ingeslagen.’
Daan schakelde het alarm uit en verwijderde voorzichtig de laatste restanten veiligheidsglas. Een stukje glas boorde zich in zijn vinger. Sophie trok de sleutels uit zijn hand en zette het alarm uit voordat ze de auto opende. ‘Wat een bende!’ De passagiersstoel lag bezaaid met de restanten van de ruit. Het dashboardkastje stond open en was leeg. ‘De iPad is weg!’ jammerde ze paniekerig. ‘Waarom heb je dat ding dan ook in de auto laten liggen? Daar kan ik toch niet mee aankomen op mijn werk?’
‘Ik weet het Sophie, het is oerstom dat ik vergeten ben dat ding mee naar binnen te nemen, dus duizendmaal excuses.’
‘Voor excuses koop ik niks. Ik moet hem terug hebben!’
Daan speurde de omgeving af in de hoop nog een glimp op te vangen van de inbreker. Buiten een wirwar van verschillende schoenafdrukken rond de auto, was er niets te zien. Daan kon zich wel voor zijn kop slaan dat hij niet alerter was geweest op voetstappen in de sneeuw. In hun haast om bij de auto te komen hadden ze alle mogelijke sporen vernietigd door er zelf overheen te stampen.
‘Die is natuurlijk allang gevlogen, Daan, bel liever de politie.’ Inmiddels liep ook Isa de parkeerplaats op.
‘Jij zei toch dat het veilig was? Nou mooi niet. Onze auto is opengebroken en de iPad is verdwenen. Ik had nooit naar je moeten luisteren en dat ding eerst op moeten halen.’
‘Het zou fijn zijn als je de politie belde, Isa,’ reageerde Daan kalm.
‘Ik vind dat ze die iPad moet vergoeden! Het is háár “veilige” parkeerplaats.’ Daan sloeg zijn arm om Sophie heen en probeerde haar wat te kalmeren. Isa haalde met een stoïcijns gezicht haar telefoon tevoorschijn en belde de politie. Het gesprek was kort. ‘Voor een autodiefstal rukken ze niet uit. Jullie kunnen aangifte doen bij het politiebureau.’
‘Wat een lapzwansen! Waar rukken ze dan wel voor uit? Een moord? Nou, ik ben in staat er een te plegen.’
Het lukte Daan niet om Sophie te kalmeren dus nam hij Isa even apart: ‘Weet jij toevallig ook een garage in de buurt waar ik de ruit kan laten vervangen?’
‘Dat kunnen we niet betalen, Daan.’ Sophie had hem blijkbaar gehoord.
‘We proberen het als we thuis zijn wel vergoed te krijgen van de verzekering, Sophie, maar die ruit moet hoe dan ook gemaakt worden.’ Voordat Sophie weer van leer kon trekken, mengde Lieke zich in het gesprek. Ook zij stond inmiddels bij de auto.