Merel kijkt Lori smekend aan. ‘Weet jij toevallig waar mijn mobiel is?’
Haar gezicht licht op. ‘Ja! Toevallig wel! Goed, hè?’
Merel wiebelt een paar keer heen en weer op haar ongeduldige voeten. ‘Nou, waar dan?’ Ze heeft haar fiets al tegen de schuur gezet.
‘Ik geloof dat ik hem op de wc heb zien liggen.’
‘Op de wc?’ Merels stem is vol ongeloof. ‘Wat doet-ie daar nou?’
‘Ja, dat weet ik ook niet. Op jou wachten.’
Hij ligt er inderdaad. Merel stopt de mobiel in haar broekzak, graait haar jas van de kapstok en dan is ze echt klaar om te gaan. Ze springt al op de fiets. ‘Nou, doei!’
‘Merel!’ roept haar moeder haar achterna. ‘Heb je de heen-en-weermap?’
Merel knijpt in haar remmen, terwijl ze moeite doet een lelijk woord binnen te houden. De heen-en-weermap. Het is dit schooljaar haar beurt de heen-en-weermap mee te nemen van haar moeders huis naar haar vaders huis en weer terug. Dan ontsnapt het toch: ‘Drolgedraaide rookworst!’
Ze stapt van haar fiets, zet die wéér tegen de schuur, gaat wéér naar binnen. Maar de map ligt niet waar die hoort te liggen.
Dus gilt Merel: ‘Mam? Waar ligt die?’
Haar moeder komt naar binnen gelopen, ziet de lege plek en zegt: ‘Waar heb ik dat ding gelaten? Ik heb er vanmiddag in geschreven…’
In de heen-en-weermap zitten de briefjes van school, en mededelingen en overlegpunten van haar ouders. Merel heeft haar zakgeld voor volgende week alvast gehad! Merel vergeet haar gymkleren steeds mee te nemen, helpen jullie haar herinneren? Merel snoept te veel, hoe kunnen we dat voorkomen? Merel is wel erg druk op het ogenblik: wat doen we om haar te dimmen?
Merels moeder komt aangelopen met de blauwgroene heen-en-weermap in haar handen. ‘Hier is-ie. Ga nu maar gauw.’
‘Het is jouw schuld dat ik zo laat ben!’
‘Het valt wel mee, het is nog net geen acht uur. Dag, schatje.’
Merel fietst de korte afstand van haar moeders huis naar haar vaders huis precies in vijf minuten. Haar moeder woont net buiten het centrum, haar vader op de grens, aan een van de grachten. Het huis is groter, mooier en duurder, en heeft een keurig naambordje naast de deur met al hun namen erop: ‘Freek, Bram en Merel van de Putte, Tjarda Dingstee, Jeppe en Joost Franssen’. Bij haar moeder hangt géén naambordje, en als ze vraagt waarom niet, krijgt ze als antwoord: ‘Dat is er nog niet van gekomen.’
Het huis van haar vader is ook opgeruimder, denkt Merel als ze binnen is. Als altijd is het even omschakelen van de volle, kleurrijke, rommelige huiskamer van haar moeder en Lori naar de lege, witte, strakke kamer van haar vader en Tjarda. Het duurt altijd maar even. Want hier staat wel mooi een enorme breedbeeld-tv! Ja hoor: Bram zit er al voor.
‘Je bent laat,’ zegt haar vader als hij Merels wang zoent. ‘Bram is er al een tijdje.’
Merel haalt haar schouders op. ‘Mama was de heen-en-weermap kwijt.’
Ook van Tjarda krijgt ze een dikke kus. ‘Fijn je weer te zien.’
‘Waar zijn Jeppe en Joost?’
‘Die slapen al.’