Maar op de achtergrond is er steeds de gedachte aan de baby die geboren wordt.
De baby! is ook het eerste wat Merel denkt als ze maandagochtend wakker wordt. Snel gaat ze douchen en naar beneden, waar haar moeder de tafel dekt.
‘Heeft papa al gebeld?’ vraagt ze.
‘Nee,’ antwoordt haar moeder zonder opkijken.
Merel blijft even staan kijken hoe haar moeder de tafel dekt. ‘Mam, vind jij het erg dat er een baby komt bij papa en Tjarda?’
Haar moeder pakt de kaas uit de koelkast en kijkt Merel aan. ‘Erg? Nee.’
‘Leuk dan?’
‘Eigenlijk heb ik er geen mening over.’ Maar haar stem klinkt kortaf, en Merel weet niet zeker of dit wel klopt.
Op school kan ze ook alleen maar aan de baby denken. Er zijn ogenblikken dat het haar leuk lijkt, een babybroertje of –zusje, maar de meeste momenten zou ze willen dat die nooit geboren wordt. Juf Nienke roept steeds haar naam, maar Merel kan haar aandacht er echt niet bij houden. Hoe langer ze erover nadenkt, hoe bozer ze wordt en hoe heftiger ze heen-en-weer gaat op haar kussen. Dat nieuwe gezin, dat nieuwe kind, daar hoort zij maar voor de helft bij!
Haar vader wilde liever nieuwe kinderen! Dat ze dat nú pas bedenkt. Bram en zij, zij waren niet goed genoeg! En ze weet precies dat het meer haar schuld is dan die van Bram. Want Bram is een kanjer. Hij is goed op school. Hij ruimt altijd zijn rommel op. Hij is rustig. Hij vergeet nooit wat. Terwijl zij…
Merel legt haar hoofd op tafel en begint te huilen. Alweer…!
De hele klas schrikt ervan, en juf Nienke komt direct naar Merel toe gelopen.
‘Merel? Wat is er?’
Die tilt haar hoofd op, maar de tranen stromen zo uitbundig dat het wel een waterval lijkt, er stroomt zelfs snot uit haar neus!
‘Kom maar even mee,’ zegt juf Nienke dan.
Merel staat op, ze voelt de arm van juf Nienke op haar schouder drukken en hoort hoe de juf de klas toespreekt: ‘Jullie zijn zo oud dat je heel goed even voor jezelf kunt werken. Ik verwacht een stille klas als ik terugkom.’
Juf Nienke neemt Merel mee naar het kamertje waar de juffen altijd koffie drinken, geeft haar een zakdoekje en schenkt een bekertje water in. Als Merel gekalmeerd is, vertelt ze alles over de baby. Alles, dus ook over haar angst dat haar ouders – ook al zeggen ze van niet – om háár zijn gescheiden en over haar boosheid dat haar vader een nieuw gezin wilde.
Nadat ze haar neus voor de derde keer gesnoten heeft, zegt juf Nienke: ‘Jouw ouders wilden waarschijnlijk scheiden omdat zij niet langer met elkaar konden samenleven en niet om jou of omdat jouw vader een nieuw kind wilde. Die baby is er alleen maar omdat jouw vader een nieuwe vrouw heeft en hij met haar ook een kind wou. Maar ik snap heel goed dat jij je in de steek gelaten voelt en je buiten dat nieuwe gezin voelt staan.’
‘Ik ga dat baby’tje háten!’ roept Merel uit.
Juf Nienke aait Merel over haar rug. ‘Daar geloof ik niets van.’ Ze zwijgt even. ‘Heb je hierover met je vader gepraat?’ vraagt ze dan.
Nee, schudt Merel.
‘Wil je dat doen? Ga je met hem hierover praten?’
Ja, knikt Merel. ‘Heb je nog een zakdoekje, juf?’