‘Ja, een mooie beoordeling,’ vindt ook haar vader.
‘Het is niet genoeg,’ mompelt Merel. Haar ouders kunnen zeggen wat ze willen, zij is niet tevreden.
‘Toe nou, Merel,’ zegt haar vader. ‘Er kan er maar één winnen!’
‘Laat haar maar,’ neemt haar moeder het voor haar op. ‘Ze moet even bijkomen.’
Buiten, bij de fietsen, vraagt Merel aan haar vader: ‘Mag ik wel even met mama en April mee?’
Het is haar vaders weekend, en hij kijkt dan ook een beetje zuinig. ‘Waarom?’
‘Ik heb ineens heel veel zin om met Joep te lopen. Toe, mag dat? Ik ben op tijd thuis voor het eten!’
‘Nou, vooruit maar.’
Merel geeft haar vader een kus. ‘Fijn. Tot straks!’
Merels tas moet nog in de fietstas gepropt. Merel geeft hem een ongeduldige duw waardoor de gele ballon per ongeluk losschiet. ‘Mijn ballon!’ roept ze geschrokken.
‘Ahhh,’ zeggen haar moeder en April allebei.
De ballon kiest onherroepelijk voor het oneindige blauw en de smiley kijkt glimlachend op Merel neer, die hem zo lang mogelijk na blijft staren.
Shit! Poep van Joep
Op haar eenwieler gaat Merel sloom achter April en haar moeder aan. Ze moet moeite doen haar evenwicht te bewaren en aan gekke capriolen moet ze nu helemaal niet denken. Mislukt, mislukt is het enige wat ze kan denken. Nu zien ze niet wat ik allemaal wél kan.
Bij haar moeder thuis gaan ze achterom de tuin in. Ze zet haar ene wiel tegen de muur van de schuur, en dan hoort ze het geblaf van Joep al. Het maakt Joepie niet uit of ze winnaar of verliezer is, als ze binnenkomt, is hij gewoon blij haar te zien. Ze begraaft haar gezicht in de warme vacht van Joep en ze huilt een paar stiekeme tranen.
Haar moeder heeft wat te drinken ingeschonken. Merel veegt langs haar ogen voor ze het glas van haar moeder aanpakt. Die zegt gelukkig niets. Als haar sap op is, pakt ze de riem en roept: ‘Joepie de poepie!’
Joep sprint onmiddellijk naar de buitendeur.
Hij moet eigenlijk aan de lijn lopen, maar Merel laat hem liever los. Dan heeft hij meer ruimte. Ze zijn nog maar net buiten, of Joep draait al een dikke drol.
‘Ja, het is shit als je niet wint,’ mompelt Merel. Shit, ze heeft de poepzakjes vergeten. Alles vergeet ze vandaag! Ze heeft geen zin om weer naar binnen te gaan. Laat ook maar. Die ene keer… En de drol ligt toch net niet in het stapstuk van de stoep.
Nee, zo heet dat niet. Loopstuk, loopgedeelte, passenplaats. Hè, wat maakt het uit. Zij loopt over het stapstuk van de stoep. Langs de grachten. De brug over. Langs de weg met de dure huizen. Naar het park, maar niet via de jakkiebakkiestraat, waar de hondendrollen aso liggen te liggen. En nog verder.
Ze moet vandaag maar zo gauw mogelijk vergeten. Zwarte Zaterdag van haar bestaan. Wissen, weg ermee.
Joep draaft met haar mee, maar af en toe moet hij even zijn eigen dingen doen. In het park bijvoorbeeld. Of bij het winkelcentrum. Merel weet best dat ze hem daar aan de riem moet doen, maar vandaag lukt het even niet. Hij gaat er iedere keer vandoor en luisteren doet hij alleen als hij zin heeft.
Er zit dus niets anders op dan op het muurtje te wachten tot hij eraan komt. Ja hoor, hij komt altijd weer terug. Deze keer met iets in zijn bek. En met een boze jongen in een witte jas achter hem aan…