Na het eten gaan Bram en zij weer naar het andere huis, dit weekend zijn ze bij hun moeder. In de heen-en-weermap staat dat Merel topo moet leren voor maandag. Of ze Merel helpen herinneren. En het uitgeknipte artikel over de talentenwedstrijd zit erin.
Joep ligt in zijn mand in de achterkamer. Als eerste gaat Merel naar de hond, die haar kwispelstaartend begroet. Merel geeft hem een kus op zijn kop.
‘Jakkes, vies kind!’ is Brams commentaar.
‘Weet je wát vies is?’ is Merels snelle weerwoord. ‘Een toetsenbord van de computer, dáár zitten heel veel bacteriën op!’
Hun moeder, Lori en April zitten tv te kijken. Even, heel even, voelt Merel diep vanbinnen een piepklein steekje jaloezie. April kan wel altijd bij haar moeder blijven wonen, die hoeft niet heen-en-weer. Bram en zij komen erbij zitten, maar Merel praat er gewoon doorheen. Ze heeft altijd zo veel te vertellen.
‘Mam! Zeg dat Merel haar mond moet houden!’ roept Bram uit. ‘Dat kind kletst aan één stuk door.’ En even later, als Merel verdergaat met haar verhaal: ‘Mam, wanneer leer je Merel rekening te houden met anderen?’
Met afschuw kijkt Merel naar haar broer. Ze krijgt overal kriebel. Ze gaat zich eens lekker uitgebreid krabben! Daar heeft ze ruimte voor nodig, en armen die alle kanten op reiken.
Maar dan zegt Bram: ‘Mam! Laat dat kind normaal doen!’
Het is April die het voor Merel opneemt. ‘Zeg, Brammetje, vind jij het eigenlijk normaal dat je aldoor aan je moeder vraagt of je zusje normaal kan doen? Wie is hier eigenlijk normaal?’
‘Nou, jij in ieder geval niet!’ valt Bram nijdig uit.
‘Hè jongens, doe eens gezellig!’ maant Lori.
En hun moeder roept uit: ‘En nu allemaal stil! Merel ook! Ik kan de tv niet verstaan.’
Het is een enorme opluchting als Bram naar de computer verdwijnt. Maar hij is nog wel in de kamer. Bij hun vader en Tjarda is een aparte computerkamer – opgeruimd staat netjes – maar hier staat alles op een kluitje. Op Bram na vindt Merel haar moeders huis wel gezellig, iedereen bij elkaar en met al die mooie dingen. Ze buigt zich opzij om aan de zachte blaadjes van kunstzijde te voelen: die bloemen lijken net echt, maar zijn door haar moeder zelf gemaakt, net als de schilderijen aan de muur, de vazen en beelden van keramiek in de vensterbank, en het kleed over de bank.
Merel heeft geen zin meer in tv-kijken. Wat ze wel precies wil gaan doen, weet ze nog niet, ze zal eens in de kast kijken. Misschien een spelletje. Of knutselen. Of met haar spelcomputer. Of misschien op haar kamer verder met de talentenjacht. Misschien moet ze toch iets anders verzinnen. Of wacht – ze gaat op zoek naar haar jongleerspullen!
Als ze opspringt, stoot ze een vaas om. Gelukkig niet een eigengemaakte, die zijn breekbaar, maar één met echte bloemen erin en water, dat nu over de vloer klotst. Oeps! Gelukkig gebeurt dit niet bij haar vader, die wordt altijd zo gauw boos om dit soort ongelukjes. Hier is het alleen Bram die haar vanuit de achterkamer een dodelijke blik toewerpt.
Merel holt naar de keuken voor een dweil.
‘Mam,’ zegt ze, terwijl ze het water opdweilt, ‘mogen Bram en ik niet om en om bij jullie wonen? Bram hier als ik bij papa ben en daarna andersom?’
Haar moeder glimlacht vermoeid – en richt haar blik weer op de tv.
‘Wie zwijgt stemt toe,’ helpt April niemand in het bijzonder herinneren, maar Merel weet het wel: dit is onbespreekbaar. Ze heeft het vaker gevraagd. Al kunnen ze elkaars bloed soms wel drinken, broers en zussen blijven bij elkaar.