Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(70)

By:Laura Lippman


H-E… Al na twee letters kwam Google met haar eigen zoekterm. Kay, toch, jij nieuwsgierig aagje. Ze had behoorlijk veel huiswerk gedaan de laatste dagen. Ze voelde zich er op een of andere manier beter door te weten dat Kay nu ook weer niet zo nobel en behulpzaam was, dat ze in staat was tot ordinaire nieuwsgierigheid. Ze liep de oude zoekacties langs om te zien waar Kays zoekacties haar naartoe hadden geleid, maar het waren alleen de voor de hand liggende sites, de voornaamste. Kay was naar de archieven van Beacon-Light gesurft, maar ze had ze weggeklikt toen ze ervoor bleek te moeten betalen. Geen probleem, die verhalen kende ze toch al praktisch uit haar hoofd. Dan was er nog de website voor vermiste kinderen met die spookachtige verouderde foto's en de basisfeiten. En een hele zieke blog van een of andere kerel uit Ohio, waarin hij beweerde dat hij de zaak-Bethany had opgelost. Oké.

Wat was het geweldig geweest als Kay, als maatschappelijk werker, toegang had gehad tot een of andere overheidsdatabase waarin vertrouwelijke gegevens werden opgeslagen. Maar zoiets bestond natuurlijk niet en als het wel had bestaan dan had ze het zelf wel gevonden en ingebroken. Ze had alle mogelijke digitale bronnen al lang en breed uitgeput.

Met tegenzin schakelde ze de internetverbinding uit en zette ze het scherm uit. Ze miste haar computer. Tot op dit moment had ze nog nooit nagedacht over haar band met het ding, nooit erkend hoeveel uren per dag ze naar een beeldscherm staarde. Maar dit beetje zelfkennis voelde niet zielig. Integendeel. Ze hield van computers, van hoe logisch en ordelijk ze waren. De laatste jaren had ze zich rot gelachen over alle zorgen over internet, hoe gemakkelijk het was om in contact te komen met minderjarige meisjes en jongens, hoe het bereik van kinderporno erdoor was toegenomen, alsof de wereld zo veilig was geweest voordat er computers waren. Als haar problemen in een chatroom waren begonnen dan hadden haar ouders de kans gehad om in te grijpen. Nu was ze alleen op pad geweest, had ze een-op-een met iemand gepraat, en daar wa-ren de problemen begonnen: met een eenvoudig gesprek, een doodnormaal gesprekje zoals iedereen het zich kon voorstellen.

‘Vind je dit een leuk liedje?’

‘Wat?’

‘Vind je dit een leuk liedje?’

‘Ja.’ Ze vond het niet echt leuk. Het was helemaal niet het soort muziek waar ze van hield, maar dit gesprek… Dit gesprek was iets nieuws geweest, iets waarvan ze zou willen dat er nooit een einde aan kwam. ‘Ja, best wel.’





23





En toen ging eindelijk de telefoon.

Zo zou Miriam zich het moment herinneren. Ze had de herinnering al gecreëerd terwijl het gebeurde, op het heden teruggekeken vanuit het heden. Later zou ze zichzelf vertellen dat ze al aan de doffe rinkel zelf had gehoord hoe monumentaal dit telefoontje zou zijn, dat was gekomen toen ze de tafel aan het dekken was voor een late avondmaaltijd. Maar eigenlijk had ze dat pas een paar seconden later beseft, nadat een man zijn keel had geschraapt en die vreemde klinkers had uitgesproken die zo kenmerkend waren voor het accent dat in Baltimore werd gesproken, vreemd en knauwerig en na al die jaren nog steeds vertrouwd.

Ze hadden hen gevonden.

Ze hadden lichamen gevonden en het zou om hen kunnen gaan.

Weer een of andere gek die in de cel had zitten kletsen, iemand die wanhopig probeerde het op een akkoordje te gooien, of iemand die gewoon om aandacht schreeuwde. Ze hadden hen gevonden.

Lichamen gevonden, misschien ging het om hen.

Gek in de gevangenis, kraamt onzin uit, maar luister toch maar.

Gevonden waren ze.

Sunny. Heather. Dave dood, arme, dode Dave, hij was er niet meer voor het eind van het verhaal. Of misschien gelukkige Dave, dat hij niet de verschrikkelijke waarheid hoefde te horen die hij nooit onder ogen had kunnen zien?

Ze hadden hen gevonden.

‘Miriam Bethany?’ De naam Bethany zei alles. Er was nog maar één context waarin ze nog altijd Miriam Bethany was. ‘Ja?’

‘Mijn naam is Harold Lenhardt. Ik ben rechercheur bij de politic van Baltimore County’

Gevonden, gevonden, gevonden.

‘Een paar dagen geleden raakte er een vrouw betrokken bij een autok-ongeluk, die toen de politie ter plaatse kwam, zei dat…’

Gek, gek, weer een of andere verdomde gek. Nog een idioot, onverschillig voor de pijn en ellende die ze veroorzaakte.

‘Het is uw dochter. De jongste, Heather. Ze zegt dat ze uw dochter is.’

Miriam werd waanzinnig.





DEEL VI



Telefoonmaatjes


(1983)





24





Om halfzeven 's ochtends ging de telefoon. Dave graaide naar de hoorn zonder erover na te denken. Hij moest beter weten. Vorige week nog had hij in afwachting van dit jaarlijkse telefoontje een PhoneMate antwoordapparaat gekocht bij Wilson's, een kijkshop aan Security Boulevard. Ze hadden zogenaamd lagere prijzen, hoewel Dave dat nooit helemaal zeker wist omdat hij niet het geduld had om met andere winkels te vergelijken. Toch was Dave als collega-winkelier, zij het op kleinere schaal, geïnteresseerd in hoe de winkel de overheadkosten beperkte door zo min mogelijk verkooppersoneel neer te zetten en de inventaris niet in de winkel zelf op te slaan. Klanten noteerden de codes van de artikelen die ze wilden hebben, gingen in de ene rij staan om ze op te halen en in de anderen om te betalen. Misschien was de truc dat een dergelijk duister systeem mensen eenvoudigweg líét geloven dat ze waar voor hun geld kregen. Al dat wachten in rijen, dat moest toch op een of andere manier iets opleveren, toch? De sovjets hadden in de rij gestaan voor toiletpapier, Amerikanen stonden in de rij voor PhoneMates en WaterPiks en veertien karaats gouden kettingen.