Hij stapte de douche uit. In theorie was hij nog maar dertig minuten te laat. Maar hij was bijna misselijk van de honger, en langs een drive-in gaan vond hij maar niks. Hij ging naar de Bel-Loc Diner, waar de serveersters hem vertroetelden, en zorgde ervoor dat hij zijn steak en eieren precies zo kreeg als hij lekker vond, met eigeel dat nog net droop. Hij drukte de punten van zijn vork erin, liet het vocht over zijn biefstuk vloeien en vroeg zich opnieuw af: wat hij had verdomme gedaan om Debbie zo pissig te krijgen?
‘Er zit een getikte spraakwaterval in het St.-Agnes-ziekenhuis die beweert dat ze meer weet over een oude moord,’ zei zijn brigadier, Lenhardt, tegen hem. ‘Jij gaat ernaartoe.’
‘Ik zit op de zaak McGowan. Ik moest iemand te pakken krijgen voordat ik naar mijn werk ging. Daarom was ik te laat.’
‘Ik moet iemand sturen om met haar te praten. En deze late jongen is de gelukkige.’
‘Ik zei toch dat ik…’
‘Ja, ik weet wel wat je zei. Absoluut geen reden om het appèl te missen, eikel.’
Lenhardt was Infantes partner geweest het jaar ervoor, toen de afdeling mankracht tekortkwam, en hij leek veel moeilijker te doen sinds hij zijn taken als brigadier weer fulltime had opgevat, alsof Infante eraan herinnerd moest worden wie er de dienst uitmaakte.
‘Wat heeft het voor nut? Zit het er niet dik in dat ze gewoon knetter is?’
‘Gek of ze verzint dingen om de aandacht af te leiden van het feit dat ze weggereden is bij een ernstig ongeval.’
‘Weten we eigenlijk wat voor zaak ze ons beloofd op te lossen?’
Gisteravond mompelde ze iets over ‘Bethany'.’
‘Het Bethany-strand? Dat ligt niet eens in deze staat, laat staan in ons district.’
‘De zusjes Bethany, grapjas. Een oude vermissingszaak.’
‘En jij denkt dat ze kierewiet is?’
‘Jep.’
‘St.-Agnes ligt helemaal aan de andere kant van het district Baltimore. Dus je vergalt mijn halve dag omdat ik even met haar moet gaan praten?
‘Jep.’
Infante wendde zich geïrriteerd en boos af om ervandoor te gaan. Oké, hij verdiende het misschien wel om op zijn duvel te krijgen, maar dat kon Lenhardt niet zeker weten, dus het was niet terecht.
De brigadier riep hem na: ‘Hee, Kev?’
‘Wat?’
‘Ken je die oude uitdrukking, boter op je hoofd hebben? Ik dacht altijd dat het een metafoor was, maar vanochtend heb je me eraan herinnerd dat het ook letterlijk kan. De hele ochtend heb je al mensen vragen gesteld, maar toch heeft niemand je attent gemaakt op die vette veeg op je gezicht?’ Infantes hand schoot omhoog en vond een verklikkend stukje ei in de hoek van zijn mond. ‘Ontbijtafspraak,’ zei hij. ‘Ik was bezig met een informant die misschien iets over McGowan wist.’
‘Lieg je nu al op de automatische piloot?’ De brigadier klonk niet onvriendelijk. ‘Of probeer je in vorm te blijven voor je volgende huwelijk?’
3
De jonge arts aarzelde lang voordat hij zijn gebakje uitzocht; hij wees eerst naar een donut, daarna naar een taartje, maar besloot toch weer tot de donut. Achter hem stond Kay Sullivan, die zijn voorpret aanvoelde, maar ook het gebrek aan schuldgevoel bij het nemen van zijn beslissing. Tenslotte was hij niet ouder dan zesentwintig of zevenentwintig jaar, nog zo lenig als een hazewindhond, voortsnellend op de adrenaline van zijn coschappen. Het zou nog jaren duren voor hij zich zorgen zou maken over wat hij in zijn mond stopte – als hij dat al ooit zou doen. Sommige mensen maakten zich daar niet druk om, vooral mannen niet, en deze hield ook nog eens vreselijk van eten. De donut was duidelijk het hoogtepunt van deze ochtend, een beloning aan het einde van een lange nacht. Zijn genoegen was zo zichtbaar dat Kay bijna het gevoel had alsof ze een gebakje voor zichzelf had uitgezocht, en voelde zich minder achtergesteld toen ze genoegen nam met haar dagelijkse zwarte koffie met twee zoetjes.
Ze nam haar koffie mee naar een tafel in de hoek en ging zitten met het boek dat ze voor nood altijd in haar handtas had zitten. Kay stopte altijd boeken in elk hoekje en gaatje van haar leven: haar handtas, kantoor, auto, de keuken, de badkamer. Vijf jaar geleden, toen de pijn van haar scheiding nog vers en scherp was, waren boeken een manier geweest om het feit dat ze geen leven had te vergeten. Maar met de tijd was Kay zich gaan realiseren dat ze boeken beter gezelschap vond dan mensen. Lezen was voor haar niet iets wat ze bij gebrek aan iets beters deed, maar een ideale tijdsbesteding. Thuis moest ze er bijzonder alert op zijn dat ze haar boeken niet gebruikte om aan haar kinderen te ontsnappen. Ze legde vaak haar boek opzij en probeerde te kijken naar welk televisieprogramma Grace en Seth dan ook hadden uitgekozen, ondertussen verlangende blikken werpend op het exemplaar dat het meest voor het grijpen lag. Hier op haar werk, waar ze bij ieder groepje collega's zou kunnen aansluiten tijdens haar pauzes of de lunch, zat ze meestal alleen te lezen. Haar collega's noemden haar achter haar rug om de anti-maatschappelijk werker – althans, ze dachten dat ze dat achter haar rug om deden. Want hoezeer Kay ook in haar boeken verdiept leek, er ging maar weinig langs haar heen.