Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(38)

By:Laura Lippman


Het was vanmorgen rustig in de winkel. De sneeuwvogels waren naar het noorden gevlogen; de krankzinnigheid die Pasen altijd veroorzaakte zou pas over een week beginnen. Miriam was in de week van Pasen in 1989 voor het eerst in San Miguel de Allende terechtgekomen, geheel onbedoeld. Ervóór was Pasen een wereldlijk feest voor haar geweest, iets wat meer ging om de mandjes die ze zo nauwgezet samenstelde en de uitgebreide zoektochten naar eieren die Dave in de tuin had uitgezet. Geen van hen beiden was in een belijdend gezin opgegroeid; Miriam was ‘joods’ en Dave was ‘lutheriaans’ op dezelfde manier waarop zij Duits was en hij Schots. En hoewel haar door allerlei mensen op het hart was gedrukt religie als middel te gebruiken om met haar verdriet om te gaan, had Miriam er juist nog minder aan gehad nadat de meisjes waren verdwenen. ‘Geloof verklaart niets,’ had ze haar ouders verteld. ‘Het doet niets anders dan van je vragen te wachten op een verklaring die al dan niet na je dood zal volgen.’

Maar het geloof waaraan Miriam was blootgesteld was beleefd, terughoudend geweest. Zelfs het Vijfvoudige Pad, dat Dave volgde, was beperkt en ingetogen. In Mexico was geloof nog steeds iets inheems en onwettigs. Ze vroeg zich af of dat was gekomen door de jaren dat het verboden was geweest, toen het katholicisme in de jaren dertig iets ondergronds was geworden, maar die theorie was pas in haar opgekomen toen ze hier al een paar jaar had gewoond en zich had verdiept in boeken zoals Distant Neighbours van Alan Riding en The Lawless Roads van Graham Greene. Op de dag waarop ze in San Miguel was aangekomen, wist ze alleen dat er in de menigte een soort snakkende intensiteit heerste van mensen die op een rockconcert stonden te wachten. Uit pure nieuwsgierigheid had ze zich bij hen aangesloten. Toen de processie eindelijk in zicht kwam met een schrikbarend echt lijkende pop die Jezus moest voorstellen in een glazen doodskist, omhooggehouden door vrouwen in zwart met paarse gewaden, was Miriam geschokt geweest door Jezus onder het glas, maar het feit dat hij door vrouwen werd gedragen had haar aangesproken. Dat was Goede Vrijdag geweest. Op Paaszondag had ze besloten dat ze in San Miguel wilde wonen.

Gedenkdagen. Er was wel een specifieke datum, natuurlijk: 29 maart. Het zou logisch zijn op die dag om haar dochters te rouwen. Maar die steeds verschuivende zondag tussen Goede Vrijdag en Paaszondag, zat Miriam veel hoger. Het ging meer om de dag van de week dan de datum. Het was dom geweest om te doen alsof ze die dag moest werken. Zelfs Dave, hoe naïef hij ook was, zou in staat moeten zijn om te bedenken dat geen enkele makelaar, ook niet de allerbeste makelaar van Baumgarten, naar zijn werk hoeft op zaterdag als er op zondag nergens open huis was. Had Dave al het bewijs dat zijn vrouw hem bedroog maar niet genegeerd, had hij haar maar aangesproken op wat ze een week of twee eerder had gedaan. Maar hij was waarschijnlijk bang geweest dat ze hem zou verlaten. Tot op de dag van vandaag had ze niet geweten of ze dat had gedaan, als de kinderen nog geleefd hadden.

Joe kwam laat binnen, het voorrecht van de eigenaar. ‘Texanen,’ zei hij met een gebaar naar het raam, waar een groepje toeristen sceptisch de etalage bestudeerde. Hij siste het woord als een cowboy die het over indianen had in een ouderwetse western. ‘Red me.’

‘Je bent zelf een Texaan,’ hielp Miriam hem herinneren.

‘Dat is precies waarom ik ze niet kan helpen. Doe jij dit maar. Ik ben achter.’

Miriam keek hoe Joe achter de lichte gordijnen verdween die de galerie van het atelier achter in scheidde. Met zijn rode gezicht en de reusachtige buik die onder zijn oxford-shirt floreerde, zag hij er ongezond uit, maar dat was altijd al zo geweest. Toen ze hem in 1990 had ontmoet was ze ervan uitgegaan dat hij HIV had, maar zijn omvang was alleen maar groter en groter geworden, terwijl zijn benen dun en iel waren gebleven. Faux Joe de Folklorehoer. Ze hadden vanaf het begin zo hun eigen niets-vragen-niets-vertellenbeleid gehad en die oppervlakkige jovialiteit hadden ze al vijftien jaar volgehouden. Stel me geen vragen dan zal ik niet tegen je liegen. Vertel me geen geheimen, dan doe ik jou dezelfde gunst. Ooit had Joe na een lang diner met veel te veel drank, waarbij hij was afgewezen door een jonge man achter wie hij al maanden had aangezeten, op het punt gestaan om Miriam in vertrouwen te nemen, om al zijn geheimen te vertellen. Miriam, die zijn behoefte had aangevoeld, had zijn bekentenis afgewend door voorbarig de vriendelijke woorden uit te spreken die hij duidelijk nodig had.

‘We zijn zulke goede vrienden, wij hoeven de details niet aan elkaar te vertellen, Joe,’ had ze met een klopje op zijn hand gezegd. ‘Ik weet het. Ik wéét het. Er is iets gebeurd, iets waar je vrijwel nooit over spreekt. En weet je wat? Je hebt het recht om het voor je te houden. Iedereen beweert altijd het tegenovergestelde, maar daar hebben ze geen gelijk in. Het is beter om het over sommige dingen niet te hebben. Wat je ook hebt gedaan, wat er ook is gebeurd, je hoeft het zelfs niet tegenover jezelf te rechtvaardigen. Hou het binnen.’