Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(32)

By:Laura Lippman


Maar twee jaar eerder was de moeder van Heathers vriendinnetje Beth zwanger geraakt en Beths ouders hadden haar verteld dat God de baby daar had gestopt. Net als haar vader kon Heather het niet over haar hart verkrijgen om foutieve informatie te laten voortbestaan. Ze bracht een klein klasje bijeen onder het klimrek op het schoolplein en vertelde alles wat ze wist over hoe je een baby maakt. Beths ouders klaagden en Heathers ouders werden op school gesommeerd, maar haar vader weigerde niet alleen zijn excuses aan te bieden, hij was trots op Heather. ‘U kunt mij er niet op aanspreken dat andere ouders liever tegen hun kinderen liegen,’ zei hij, in het bijzijn van Heather. ‘En ik vraag niet van mijn dochter om te zeggen dat ze niet de waarheid had mogen vertellen over iets wat puur natuur is.’

Natuurlijk was goed. Het was het beste compliment dat haar vader kon geven. Natuurlijke stoffen, natuurlijk eten, natuurlijk haar. Nadat hij de winkel opende, had hij zijn haar laten uitgroeien tot een reusachtige, wollige afro, tot grote gêne van Sunny. Hij gebruikte zelfs een Black Powerkammetje voor zijn haar, met een heft dat uitliep in een samengebalde vuist. Hij zou tegen zijn op de Sta-Prest-spijkerbroeken, waar beslist iets onnatuurlijks in moest zitten om ervoor te zorgen dat ze niet kreukten. Maar Heather wist zeker dat ze hem of haar moeder kon overhalen om haar toestemming te geven er een te kopen als ze haar verjaardagsgeld ervoor gebruikte.

Ze liep richting de Pants Corral. Meneer Pincharelli, Sunny's muziekleraar, speelde orgel bij Kitts. Sunny was ooit verliefd op hem geweest, dat was Heather uit het dagboek te weten gekomen. Maar de laatste keer dat ze samen naar het winkelcentrum waren gegaan, had Sunny zich voorbij de orgelwinkel gehaast, alsof ze zich voor hem geneerde. Vandaag zat hij fier rechtop terwijl hij vol energie ‘Easter Parade’ speelde. Er was een groepje mensen om hem heen samengedromd. Het gezicht van meneer Pincharelli glinsterde van het zweet en er zaten ronde vlekken aan de onderkant van de korte mouwen van zijn shirt. Heather kon zich niet voorstellen dat je verliefd op hem kon worden. Als hij haar mu-ziekleraar was dan zou ze onophoudelijk de draak met hem steken. Toch leken de bewondering en het plezier van het publiek oprecht te zijn. Heather merkte dat de sfeer aanstekelijk was en ze ging op het randje van een fontein iets verderop zitten. Ze zat zich net te verbazen over een zinnetje uit de tekst – zul je merken dat je op een foto staat, zo puur? – toen iemand haar elleboog had vastgegrepen,

‘Hé, wat denk jij dat je aan het…’ de stem klonk boos; niet luid, maar scherp genoeg om boven de muziek uit te komen. De mensen om hen heen draaiden zich om en keken. De man liet haar arm snel vallen, mompelde ‘Laat maar’ en verdween weer in de drommen winkelaars. Heather keek hem na. Ze was blij dat ze niet het meisje was naar wie hij op zoek was. Dat meisje zat goed in de problemen.

‘Easter Parade’ werd gevolgd door ‘Superstar,’ het liedje van The Carpenters, niet dat over Jezus. Vorige week nog had Sunny Heather al haar platen van The Carpenters gegeven, omdat ze vond dat ze stom waren. Muziek was het enige opzicht waarin het de moeite zou kunnen zijn om Sunny's smaak te imiteren, en als zij vond dat The Carpenters stom waren, dan wist Heather niet zo zeker of ze wel iets met ze te maken wilde hebben. Vijf dollar: dat was genoeg om een plaat te kopen en nog steeds iets over te houden. Misschien zou ze toch ook maar naar de Harmony Hut gaan om iets te kopen van… Jethro Tull. Hij leek haar best wel cool. En als Sunny toevallig ook in de platenwinkel was – ach ja, het was een vrij land.





DEEL III



Donderdag





11





‘Het punt is,’ zei Infante tegen Lenhardt, ‘dat ze er gewoon niet uitziet als een Penelope.’

De brigadier hapte. ‘Hoe ziet een Penelope er dan uit?’

‘Ik weet het niet. Blond haar. Roze helm.’

‘Wát?’ Hij rekte het woord op tot twee lettergrepen.

‘Dat oude tekenfilmpje? Die ene waarin er elke zaterdag een autorace was en waarbij ze je probeerden wijs te maken dat het nog niet duidelijk was wie er ging winnen? Hoe dan ook, dat mooie meisje heette Penelope Pit Stop. Ze lieten haar bijna nooit winnen.’

‘Maar het is toch Grieks, of niet soms? Ik bedoel, niets ten kwade van Hanna-Barbera, maar volgens mij bestaat er een of ander beroemd verhaal over Penelope, iets met breien en een hond.’

‘Wat dan, goddomme, net als Betsy Ross?’

‘Iets eerder dan dat. Een paar duizend jaar eerder, eikel.’

Nog maar vierentwintig uur geleden, toen Infante nog uit de gratie was, was dit gesprek heel anders verlopen; dezelfde woorden wellicht, maar op een veel minder vriendelijke toon. Gisteren nog was Lenhardt vast bereid geweest tot hetzelfde onzinnige gesprek, maar de beledigingen, de uithalen naar Infantes intelligentie waren dan serieuze, scherpe vermaningen geweest. Vandaag was Infante echter een prima gozer. Twee uur overwerk de avond ervoor, vanmorgen al vroeg fris op zijn plek, ondanks een stop bij de opslag voor geconfisqueerde goederen op de heenweg naar zijn werk, en nu zat hij aan zijn computer met de gegevens van Penelope Jacksons rijbewijs uit North Carolina en had hij al geregeld dat de locale politie hem een foto van haar zou faxen.