Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(28)

By:Laura Lippman


‘The Darts,’ zei Dave, die zich de ineengedoken man met het meetlint om zijn nek herinnerde, en de verlegen vrouw die langs een gordijn van vroegtijdig grijs haar gluurde. ‘Ik heb hun huurcontract overgenomen.’

‘Aardig stel, verstandige types, maar mensen gaan altijd naar dezelfde adressen als ze iets formeels zoeken. Een smoking is traditioneel. Net als een begrafenisonderneming. Je gaat naar waar je vader altijd naartoe ging, en hij ging weer naar de plek waar zíjn vader altijd heen ging, enzovoort. Als je een nieuwe zaak wilt starten, dan moet je naar een nieuwe wijk gaan waar de bewoners nog geen loyaliteit hebben ontwikkeld.’

‘Maar vier verschillende zaken in minder dan zeven jaar.’

‘Yep. Het is een van die zwarte gaten. In ieder blok zit er wel eentje, die ene winkel die het nooit redt.’ Ze bracht haar hand naar haar mond, met het waspapier waarmee ze het brood pakte nog in her hand. ‘Excuseert u mij, meneer Bethany. Ik weet zeker dat u er wat van zult maken met uw kleine, ehm…’

‘Tsotchkes?’

‘Wat?’

‘Niets.’ In een Duitse bakkerij waar zonder enige ironie of verontschuldiging ‘joods’ roggebrood werd verkocht was het waar-schijnlijk al te veel gevraagd om te verwachten dat er Jiddisch werd verstaan, laat staan de treurige zelfspot in Daves gebruik van het woord. Tsotchkes dus. De artikelen in zijn winkel waren mooi, uniek. Maar zelfs de gezinnen die hij via het Vijfvoudig Pad kenden, gelijkgestemde mensen op spiritueel vlak, waren niet zo happig om zijn materiële goederen te omarmen. Als hij in New York of San Francisco had gezeten, of zelfs in Chicago, dan was zijn winkel een succes geweest. Maar hij zat in Baltimore, wat nooit zijn bedoeling was geweest. Maar daar stond tegenover dat dit de stad was waar hij Miriam had ontmoet, waar zijn familie woonde. Hoe kon hij iets anders willen?

De windtriangel die boven de voordeur hing, rinkelde zachtjes. Een vrouw van middelbare leeftijd. Dave schreef haar onmiddellijk af, aannemend dat ze de weg kwam vragen. Toen realiseerde hij zich dat ze waarschijnlijk maar een paar jaar met hem verschilde; waarschijnlijk was ze niet ouder dan een jaar of vijfenveertig. Haar kleding, een opgesmukt roze gebreid mantelpakje met een lompe handtas, had hem op het verkeerde been gezet.

‘Ik had gedacht dat u misschien iets bijzonders voor een paasmandje zou hebben,’ zei ze, struikelend over haar woorden alsof ze ongerust was dat er in deze ongewone winkel wellicht een ongewone etiquette werd vereist. ‘Iets wat kan dienen als aandenken?’

Verdomme. Miriam had voorgesteld om meer seizoensartikelen in te slaan en hij had haar genegeerd. Met Kerstmis had hij het natuurlijk wel gedaan. Maar Pasen had hem vergezocht geleken. ‘Ik ben bang van niet.’

‘Niet?’ De vrouw leek overdreven teleurgesteld te zijn. ’Het hoeft niet per se voor Pasen te zijn, maar wel iets wat in het thema past. Een ei, een kippetje, een haas. Zoiets.’

‘Een haas,’ herhaalde hij. ’Weet u, ik geloof dat we nog wat houten hazen hebben uit Ecuador. Maar ze zijn een beetje groot voor een paasmandje.

Hij ging naar de planken waarop hij de Latijns-Amerikaanse kunst bewaarde en haalde voorzichtig een van de houtgesneden hazen omlaag en gaf hem door aan de vrouw alsof het een baby was die moest worden gewiegd. Ze hield hem voor zich met stijve, gestrekte armen. De haas was eenvoudig en primitief, een sculptuur dat met een paar snelle, zekere sneden van een mes was gevormd, veel te mooi om als troostprijs te dienen in het paasmandje van een of ander kind. Dit was geen speelgoed. Dit was kunst.

‘Zeventien dollar?’ vroeg de vrouw met een blik op het handgeschreven prijsje op de onderkant. ‘En toch zo saai.’

‘Ja, maar de eenvoud…’ Dave nam niet eens de moeite om zijn zin af te maken. Hij zou het object toch niet verkopen. Maar hij dacht aan Miriam aan haar rotsvaste vertrouwen in hem, en deed nog en laatste poging. ‘Weet u, ik heb achter nog wel wat houten maasballen liggen. Ik heb ze in West Virginia op een braderie gevonden en ze zijn in heldere basiskleuren geschilderd, rood, blauw…’

‘Echt?’ Het vooruitzicht leek vreemd genoeg enthousiasme in haar aan te wakkeren. ‘Wilt u ze voor me halen?’

‘Nou…’ Het was een delicaat verzoek, want het betekende dat hij haar alleen moest laten in de winkel. Dit was de consequentie van je geen parttime hulp kunnen veroorloven. Soms nodige Dave zijn klanten uit mee te gaan naar de achterkamer en deed hij alsof hij hen een voorkeursbehandeling gaf, in plaats van hen te beledigen door de suggestie dat hij bang was voor diefstal. Maar hij kon zich niet voorstellen dat deze vrouw iets in haar tas zou stoppen of zou proberen zijn kassa leeg te halen, een van het ouderwetse soort dat een keihard bellend geluid maakte wanneer hij openging. ‘Wacht hier maar even, dan kijk ik of ik ze kan vinden.’