Neem nu deze nieuwbakken obsessie voor het winkelcentrum. Sunny dacht dat Dave een hekel had aan winkelcentra vanwege de nadruk op goedkope, massaal geproduceerde pleziertjes voor klanten, finaal het tegenovergestelde van het unieke handwerk dat hij in zijn winkel verkocht. Maar wat hem echt tegenstond was het effect dat het winkelcentrum op Sunny had. Het lonkte naar haar als de sirenes die Odysseus hadden toegezongen. Hij wist wat ze daar deed. Het was niet zoveel anders dan wat hij in zijn eigen tienerjaren in Pikesville had gedaan, heen en weer lopen langs de kantoorgebouwen aan Reisterstown Road, in de hoop dat iemand, wie dan ook, zijn aandacht op hem zou richten. Hij was altijd het buitenbeentje geweest, de zoon van een alleenstaande moeder terwijl verder iedereen ouders had, een uitgesproken protestant in een buurt vol gegoede joodse gezinnen. Zijn moeder had als serveerster gewerkt bij Pimlico, een bekend restaurant, waardoor het kapitaal van het huishouden samenhing met de vrijgevigheid van de vaders van zijn klasgenootjes, mannen die aan het einde van hun maaltijd een oordeel over Daves moeder velden, haar fooi met vijfentwintig cent verhoogden of met vijftig cent verlaagden, terwijl iedere cent van belang was geweest. O nee, niemand had hem openlijk gepest omdat hij arm was. Hij was de moeite niet waard, wat ergens eigenlijk nog erger leek.
En nu zat Sunny vast in hetzelfde leven. Hij kon haar verlangen bijna ruiken. En hoewel wanhoop vervelend genoeg was voor een tienerjongen, was het ronduit gevaarlijk voor een meisje. Hij hield zijn hart vast voor Sunny. Als Miriam probeerde zijn angst weg te nemen, wilde hij zeggen: Ik weet het, ik weet het. Maar jij hebt geen idee wat er door het hoofd van een man gaat als hij een meisje in een strak tmitje ziet, hoe laag en primair die driften zijn. Maar als hij dit aan Miriam vertelde dan zou ze misschien vragen wat er dagelijks door zijn hoofd ging als hij de meisjes van Woodlawn High langs zag wandelen, op weg naar de bakker of High's Dairy Store of Robin's Nest Pizza.
Niet dat hij ook maar iets met die tieners te maken wilde hebben, integendeel. Soms wilde hij een tiener zíjn, of in ieder geval een man in zijn twintiger jaren. Hij wilde de vrijheid hebben om in deze nieuwe wereld rond te lopen, waar het haar van de meisjes lang en vrij over hun schouders danste en hun behaloze borsten die achter de prints van hun nauwgesloten shirtjes op en neer deinden. De vrijheid om rond te lopen en zich te vergapen, maar niet meer dan dat. Toen hij nog voor de overheid werkte had hij toegezien hoe talloze collega's aan dit soort lust hadden toegegeven. Zelfs op de cultureel barbaarse afdeling van accountancy hadden mannen ineens bakkebaarden laten groeien en flitsende nieuwe kleren gekocht. Ongeveer tien maanden later – echt, Dave kon de klok erop gelijk zetten dat tien maanden na de verschijning van bakkebaarden op het gezicht van een man het einde van zijn huwelijk zou volgen – pakte de man in kwestie zijn koffers om een van die nieuwe appartementencomplexen te betrekken en zijn kinderen ernstig uit te leggen dat zij niet gelukkig zouden zijn als hij dat niet was. Ja, duh, zoals Sunny haar neus dan op had kunnen halen. Dave, die in een vaderloos gezin was opgegroeid, zou dat zijn dochters nooit aandoen.
De hand die het uur aanwees op de ‘Tijd-voor-een-knipbeurt’-klok kroop richting vier uur. Bijna zes uur was hij al aan het werk, en er was nog geen klant zijn winkel binnengekomen. Rustte er misschien een soort vloek op de plek? Een paar weken geleden had Dave wat gekletst met een van de vrouwen achter de kassa van bakkerij Bauhoff's terwijl ze koekjes in een papieren zak stond te gooien. Bij de bakker werden nog steeds ouderwetse balans op de toonbank gebruikt, het soort dat langzaam aan werd vervangen door elektronische weegschalen die tot op de gram konden meten. Dave prefereerde de onnauwkeurige elegantie van die oude weegschalen, genoot ervan toe te kijken hoe ze langzaam op dezelfde hoogte kwamen terwijl ieder koekje erin viel.
‘Eens even zien,’ zei de vrouw achter de kassa, Elsie, die op haar tenen moest gaan staan om de weegschaal te bereiken. ‘Het is jarenlang een ijzerhandel geweest, Fortunato's. In 1968 raakte die oude eigenaar overstuur van de rellen. Toen heeft hij de boel verkocht en is hij naar Florida verhuisd.’
‘Er zijn nooit rellen geweest in Woodlawn. De problemen waren kilometers verderop.’
‘Nee, maar het ergerde hem evengoed. En dus verkocht Benny de boel aan een of andere vrouw die kinderkleren verkocht, maar ze waren te kostbaar.’
‘Kostbaar?’
‘Te duur. Wie geeft er nu twintig dollar uit aan een trui die een baby wel een hele maand zal passen? En dus heeft ze de boel aan een restaurant verkocht, maar dat sloeg niet aan. Het jonge stel wist van toeten noch blazen; ze waren nog niet in staat om binnen drie kwartier een eenvoudige omelet op tafel te zetten. En daarna kwam er een boekenwinkel, maar wie gaat er nu naar Woodlawn om een boek te kopen als Gordon's al in Westview zit en Waldenbooks aan Security Square. En daarna kwam de kostuumverhuur…’