Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(26)

By:Laura Lippman


Nu het bijna drie uur was volgens de ‘Tijd voor een knipbeurt’-klok die aan de gevel van de kapperszaak aan de overkant hing, kon Dave geen manieren meer bedenken om zich te vermaken. Als hij niet had ingestemd om Sunny en Heather op te halen bij het winkelcentrum dan had hij de boel al eerder opgeruimd en gesloten. Maar wat als er een klant langskwam in dat laatste uur van de openingstijd, een klant met smaak en geld, vastbesloten om van alles te kopen, en als hij die klant voor altijd kwijtraakte? Miriam maakte zich hier onophoudelijk druk over. ‘Het hoeft maar een keer te gebeuren,’ zei ze dan. ‘Eén keer dat iemand voor een dichte deur staat die open zou moeten zijn, en dan ben je niet alleen die klant kwijt, maar ook alle mond-tot-mondreclame die hij zou kunnen hebben verspreid.’

Alsof het zo gemakkelijk was, alsof er voor succes niet meer nodig was dan vroeg komen, laat weggaan en iedere minuut ertussen hard werken. Miriam had niet genoeg ervaring in de professionele wereld om door te hebben hoe aandoenlijk naïef haar ideeën waren. Ze geloofde nog steeds dat een vroege vogel alle wormen vangt, dat de slak het van de haas kan winnen, dat soort clichés. Maar daar stond tegenover dat als ze niet in dit soort dingen had geloofd, ze ook niet zo gemakkelijk had ingestemd met zijn plan om de winkel te openen, ook al betekende het dat hij zijn baan bij de overheid zou opzeggen, een baan die hij voor het leven had kunnen hebben. De laatste tijd was hij zich gaan afvragen of Miriam had gedacht dat ieder mogelijk scenario gunstig voor haar zou zijn. De winkel zou hen ofwel rijk maken, of haar voor de rest van hun leven munitie tegen Dave bieden. Ze had hem zijn kans gegeven en hij had het verknoeid. Nu was iedere ruzie geënt op die onuitgesproken context: Ik geloofde in je/je hebt het verknald. Had ze al die tijd gehoopt dat hij zou falen?

Nee, Miriam was niet zo'n Machiavelliaan, dat wist hij wel zeker. Miriam was de eerlijkste persoon die Dave ooit had gekend en ze aarzelde nooit om iemand de eer te gunnen die hij verdiende. Ze had altijd toegegeven dat ze niets in het huis aan Algonquin Lane had gezien, een krakkemikkige boerderij die had geleden onder herhaaldelijke architectonische beledigingen; een koepel, een zogenaamde Florida-kamer. Dave had het huis teruggebracht tot zijn oorspronkelijke skelet en een eenvoudige, organische structuur gecreëerd die over leek te lopen in de uitgestrekte, overwoekerde tuin. Mensen die bij hen thuis kwamen riepen altijd uit wat een oog Dave had voor kwaliteit, wijzend op de objecten die hij tijdens zijn reizen had verzameld en vragend hoeveel ze hadden gekost, om daarna te verkondigen dat ze bereid zouden zijn om vijf, tien, twintig keer zoveel te betalen als hij een winkel opende.

Dave had die woorden ter harte genomen. En dat deed hij nog steeds. Dit soort complimenten konden niet zomaar sociale be- leefdheden zijn, want Dave had dat soort overdreven tact nog nooit in anderen opgeroepen. In tegendeel zelfs, hij had eerder botte, onaangename waarheden aangetrokken, agressie vermomd als eerlijkheid.

Op hun eerste afspraakje had Miriam hem toegesproken: ‘Zeg, ik vind het heel vervelend om je dit te vertellen…’

Hij was wel gewend aan dit soort openingszinnen, maar zijn hart kromp toch ineen. Hij had gedacht dat het met deze verzorgde jonge vrouw, met haar Canadese manieren en uitspraak, anders zou gaan. Ze werkte als klerk bij het Buitenlandse Zaken, bij de afdeling Budgetten en Inkomsten, waar Dave als analist werkzaam was. Het had hem drie maanden gekost voor hij haar uit had gevraagd.

‘Ja?’

‘Het gaat om je adem.’

In een reflex had hij zijn hand voor zijn mond geslagen, als Adam die zijn naaktheid verborg na een hap van de appel. Maar Miriam aaide over de hand die nog op de tafel lag.

‘Nee, nee, nee – mijn vader is tandarts. Het is eigenlijk heel eenvoudig.’ Dat was het ook. Door hem floss en Stimudents, en uiteindelijk ook een operatie aan zijn tandvlees aan te raden, redde Miriam Dave van een leven waarin mensen altijd naar achteren hadden geleund, heel lichtjes, als ze met hem praatten. Het was pas toen dit gedrag ophield dat Dave begreep wat het betekende als mensen hun kin introkken en hun neus lieten zakken. Hij stonk. Ze probeerden niet te inhaleren. Hij kon het niet laten zich af te vragen of die eerste vijfentwintig jaar, de riekende jaren, zoals hij erover dacht, hem onomkeerbaar hadden beschadigd. Als je de eerste kwarteeuw van je leven gemerkt hebt dat mensen zich van je afkeren, kun je dan ooit verwachten dat je zult worden omarmd en geaccepteerd?

Zijn dochters hadden hem deze enige kans op een schone lei geboden. Tenslotte had zelfs Miriam Dave een poosje met zijn slechte adem gekend. De meisjes hadden hem zo uitdrukkelijk aanbeden dat Dave stom genoeg was geweest om te geloven dat ze nooit genoeg van hem zouden krijgen. Maar nu leek Sunny hem te zien als vleselijke gêne, de wandelende belichaming van een scheet of een boer. Heather, vroegwijs als altijd, probeerde te allen tijde even koeltjes te doen als haar grote zus. Maar hoewel zijn dochters hem nu op armlengte probeerden te houden, konden ze hem er niet van weerhouden hen te leren kennen. Hij had het gevoel alsof hij in hun schedels leefde en de wereld door hun ogen zag, al hun overwinningen en teleurstellingen ervoer. ‘Je begrijpt er niks van,’ snauwde Sunny steeds vaker tegen hem. Het echte probleem was dat hij het precies begreep.