Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(15)

By:Laura Lippman


‘Ik weet het niet, Gloria. Dit is niet aan mij. In dit soort situaties moet er van bovenaf beslist worden, en dan kunnen ze me alsnog terugsturen om haar op te sluiten.’

‘Als je haar opsluit dan krijg je die Bethany-zaak niet van haar. Dan zegt ze dat ze last heeft gehad van een hallucinatie door dat ongeluk. Luister, je zou dolgelukkig moeten zijn met haar voorwaarden. Ze wil geen publiciteit en jouw afdeling komt ook niet graag in de media. Ik ben de verliezer hier, degene die hier geen klap beter van wordt; ik krijg misschien niet eens betaald.’

Nu kreeg ze haar oude vormen weer terug; ze sloeg met haar wimpers en blies haar lippen op tot een pruil. Shit, als er al iemand op Baby Huey leek dan was het Gloria, met die vissenmond en die snavel op de plek van haar neus. Een snavel, dat was het. Hij had het beeld nu in zijn hoofd. Baby Huey was absoluut een eend, en een verdomd vreemde eend in de bijt als je het hem vroeg.





5





Ergens stond een radio aan. Of misschien was het een tv in een kamer verderop. Haar kamer was doodstil en het licht begon eindelijk te vervagen, wat ze rustgevend vond. Ze dacht aan haar werk. Hadden ze haar al gemist? Ze had zich gisteren ziek gemeld, maar vandaag had ze niet geweten wat ze moest doen. Ze moest naar een andere staat bellen, maar ze had geen telefoonkaart bij de hand en ze wist niet zeker wat er zou gebeuren als ze via de centrale van het ziekenhuis belde, en ze kon ook niet bij de betaaltelefoon komen zonder langs de patrouilleman bij haar deur te gaan. Maar was een telefoonkaart sowieso wel genoeg om te maskeren wat je deed? Ze kon het risico niet nemen. Ze moest het enige wat ze had beschermen: zestien jaar bestaan op basis van iemands dood. Dit was haar échte leven, voor wat het waard was, het langste leven dat ze tot nu toe had geleid. Zestien jaar lang was ze erin geslaagd om te leiden wat anderen een normaal leven zouden noemen en ze was niet van plan het op te geven.

Haar leven stelde bepaald niet veel voor. Ze had geen echte vrienden, alleen aardige collega's en receptionisten die haar goed genoeg kenden om naar haar te glimlachen. Ze had niet eens huisdieren. Maar ze had een appartement, klein, spaarzaam ingericht en netjes. Ze had een auto, haar prachtige Camry, een aankoop die ze had goedgepraat omdat ze naar haar werk moest forenzen, een uur als ze geluk had. De laatste tijd had ze luisterboeken afgespeeld, dikke pillen, vrouwenboeken, vond ze. Maeve Binchy, Gail Godwin, Marian Keyes, Pat Conroy – dat was dan natuurlijk geen vrouw, maar wel dezelfde soort verhalenverteller, iemand die niet bang was voor grote emoties en grote verhalen. Shít, ze had er nog drie liggen die zaterdag ingeleverd moesten worden. Al zestien jaar laar lang was ze nog nooit ergens te laat mee geweest; betalingen, bibliotheekboeken, afspraken. Ze had niet gedurfd ergens te laat mee te zijn. Wat gebeurde er als je je luisterboeken te laat inleverde? Gaven ze je dan ergens aan?

Het was ironisch, gezien haar werk met Y2K-toepassingen, maar ze leefde al jaren in angst voor centralisatie, voor de dag waarop machines met elkaar zouden leren communiceren, informatie konden vergelijken. Ook al werd ze ervoor betaald om het te voorkomen, ze had stiekem gehoopt op een systematische storing die alle data zou wegvagen, die ieder beetje institutioneel geheugen zou vernietigen. De puzzelstukjes bestonden al, lagen ergens te wachten tot iemand ze in elkaar zou passen. Deze vrouw heeft de naam van een kind dat in 1963 in Florida stierf. Wat vreemd, want deze vrouw, die op haar lijkt, heeft de naam van een kind dat in 1962 in Nebraska overleed. Maar deze vrouw was een kind dat in 1964 in Kansas doodging. En deze? Zij kwam uit Ohio, ook in 1962 geboren.

Nu zou het in ieder geval gemakkelijk zijn om te onthouden wie ze was: Heather Bethany, geboren op 3 april 1963. Tussen 1966 en 1978 bewoner van Algonquin Lane. Een van de beste leerlingen op basisschool Dickey Hill. Waar had het gezin eerder gewoond? Een appartement in Randallstown, maar niemand zou van haar verwachten dat ze nog iets uit die tijd wist. Dat was het lastigste gedeelte. Niet te weten wat ze hoort te weten, maar onthouden wat ze níet hoorde te weten.

Wat verder nog? School numero 201. Dickey Hill. Voorspelbare woordgrapjes op die naam. Met de tijd een nieuw gebouw. Apekooien, een rekstok in drie verschillende hoogtes, een glijbaan die in juni bijna te heet werd om aan te raken, een hinkelspel en helgeel geverfde tegels. Er was een draaimolen geweest, niet het soort met paarden maar een van die gammele metalen gevallen. Nee, wacht even, dat was niet op school geweest, maar ergens in de buurt op een of andere plek waar ze niet naartoe mocht. Bij de appartementen in Wakefield die om de school stonden? Als eerste herinnerde ze zich de ondergrond, want ze duwde vaker dan ze erop zat. Met haar hoofd omlaag, als een opgetuigd paard, was ze achter de jongens gaan staan, had ze haar linkerarm in de stalen balk gehaakt en begon ze te rennen, onder genoegelijk geschreeuw van degenen die ze duwde. Ze zag de neuzen van haar… ze moest heel even nadenken over haar schoenen. Geen sportschoenen, wat haar altijd problemen opleverde. Ze droeg haar schoolschoenen; bruine, altijd bruine, want bruin was praktisch. Maar zelfs praktisch bruin kon niet op tegen het oranje stof van het schoolplein, vooral na de regen van april. Ze was thuisgekomen met aangekoekt vuil op de neuzen, tot grote ergernis van haar moeder.