Ze wou dat ze wat geld had, of in ieder geval een creditcard. O, als ze haar portemonnee nog maar had gehad. Penelope had hem gestolen, dat wist ze wel zeker. Die vrouw was overduidelijk een gnieperd, iemand die niet tot dankbaarheid in staat was – en die alles behalve verward en gedesoriënteerd was geweest op die eerste avond. Zij had zich wel uit die verkeersovertreding kunnen kletsen, zelfs zonder rijbewijs en met een auto die op naam van iemand anders was geregistreerd. Hoewel, Penelope kennende, zou het haar niet verbazen als de kentekenplaten verlopen waren of als er nog allerlei boetes voor de auto geregistreerd stonden.
Ze wierp een blik over haar schouder. Kay stond nog steeds in de keuken koffie te drinken aan het aanrecht. Shit. Dan moest ze toch nog naar boven. En wat dan?
Het was lastig om het badkamerraam open te krijgen met maar een arm tegen het oude vermolmde hout gedrukt, en nog lastiger om zich door de kleine opening te wurmen en een hele verdieping omlaag te springen, maar het lukte haar. Adrenaline was iets geweldigs. Ze veegde de knieën van haar sportbroek af – eigenlijk die van Grace. Ze voelde zich er schuldig over; van alles wat ze had gedaan voelde ze zich schuldig dat ze de favoriete sportbroek van een tiener vies had gemaakt. Ze probeerde zich te oriënteren. De dichtstbijzijnde drukke straat was Edmondson Street, aan haar rechterzijde. Die leidde rechtstreeks naar de ringweg, maar ze kon niet naar de ringweg liften. Ze moest eigenlijk de Route 40 proberen, maar die ging van oost naar west en zij moest naar het zuiden. Ze zou het verdomme redden. Uiteindelijk kreeg ze altijd alles voor elkaar.
Ze zette een vlotte pas in en wreef over haar armen. Zodra de zon onder was, zou het koud worden, maar misschien zou ze wel geluk hebben en tegen die tijd al thuis zijn. Als ze een lift naar het vliegveld kon regelen en van daaruit de trein nam… Gingen de streektreinen wel gewoon op zondag? Amtrak reed wel, en als ze haar tot New Carrollton niet zouden betrappen, dan zou ze het wel redden. Ook op een lokale trein wilde ze wel geloven dat het haar zou lukken de conducteur een paar haltes aan de praat te houden, hem wijs te maken dat ze haar kaartje was kwijtgeraakt of zelfs was beroofd, hoewel dat link was omdat hij erop zou staan dat ze aangifte deed. Was ze dinsdag maar op de trein gestapt zoals ze van plan was geweest. Ze kon de conducteur vertellen dat ze ruzie had gehad met… haar vriend, en dat hij haar uit de auto had geduwd, dat was het, en dat ze was gestrand en thuis moest zien te komen. Ze moest dat verhaal eigenlijk verkopen. Ze had wel eens gezien hoe een dakloze vrouw het voor elkaar kreeg om gratis van Richmond naar Washington te reizen, ook al stond ze uit te kramen dat ze op weg was naar een ontmoeting met de president. Het was niet alsof ze je er halverwege het traject uit konden zetten, en als ze het naar union Station zou halen dan maakte ze wel een kans. Ze zou een collega bellen, of haar baas zelfs als dat nodig was, of toch proberen om over de poortjes van de metro te springen, wat er ook nodig was om thuis te komen. Ze kon zich niet meer inhouden en zette het op een hollen richting de drukke straat waar talloze auto's heen en weer sjeesden. Ze had het gevoel alsof ze naar de echte wereld rende, een plek van beweging en verwarring waarin ze weer veilig kon verdwijnen, dat ze op topsnelheid moest rennen om door de muur heen te breken die het afscheidde van dit sprookjesachtige koninkrijk waarin ze de afgelopen vijf dagen had rondgelopen.
Maar net toen ze bij het eind van de steeg kwam, schoot er een patrouillewagen naar voren om haar pad te blokkeren. Die mollige, bijdehandte rechercheur stapte uit.
‘Ik belde vanaf mijn mobiele telefoon,’ zei Nancy Porter. ‘We wisten niet zeker of u ervandoor zou gaan, maar we waren nieuwsgierig wat u zou zeggen als we u vroegen of u Miriam wilt ontmoeten. Infante staat aan de andere kant van de steeg en we hebben een andere agent op straat geposteerd.’
‘Ik loop alleen maar een blokje om,’ zei ze. ‘Is dat een misdaad?’
‘Infante is vanmiddag bij Stan Dunham op bezoek geweest. Hij is een paar heel interessante dingen te weten gekomen.’
‘Stan Dunham is niet meer in staat om iets aan iemand te vertellen, zelfs als hij dat al zou willen.’
‘Kijk eens aan, wat interessant dat u dat weet, want je deed gisteren nog zo je best om niet over zijn achteruitgang te beginnen, en ik maakte er een punt van om het niet te delen omdat ik wilde dat u dacht dat hij u zou kunnen tegenspreken. Gisteren gaf u aan dat u in geen jaren contact met hem had gehad.’
‘Dat heb ik ook niet.’
De rechercheur opende de achterdeur. Het was een normale politiewagen met een traliewerk tussen de stoelen voor en achterin. ‘Ik wil u geen handboeien omdoen vanwege uw arm en omdat er geen beschuldigingen tegen u zijn. Nog niet. Maar dit is de laatste kans om ons te vertellen wat er echt met de meisjes Bethany is gebeurd, mevrouw Leibig. Aannemend dat u dat al weet.’