‘We zullen hoe dan ook niets meer voor elkaar krijgen voor het ontbijt,’ zei Lenhardt met een blik naar Willoughby. ‘We moeten de moeder vertellen hoezeer dit verhaal op losse schroeven staat. Ze had niet moeten komen, maar ik geloof dat ik als ouder had moeten beseffen dat we haar met geen mogelijkheid hadden kunnen tegenhouden als we haar eenmaal hadden gebeld.’
Infante vond het meestal vreselijk als Lenhardt zich op zijn positie als ouder beriep, vooral nu Nancy, inmiddels ook lid van de club, plechtig meeknikte. Maar in dit geval leek Lenhardt Willoughby's schuldgevoel te verzachten, dus hij vond het lang niet zo vervelend.
Nancy sprak nu. ‘Ze is op een of andere manier in staat om in alles mee te gaan wat we haar vertellen. Zo zie ik het. Hebben jullie dat programma op de kabel wel eens gezien, die dikke man met die bril die improvisaties doet?’
De drie mannen keken haar aan. Lenhardt en Willoughby hadden geen idee waar het over ging, maar Infante wist dankzij zijn tijd als haar partner feilloos in te haken op Nancy's vage tv-voor-keuren. ‘Die troep? Daar zou ik nog niet naar kijken als ik geld toe kreeg. Hoewel ik het wel leuk vond toen die ene kerel, die supervriendelijke kerel, zichzelf voor schut zette tijdens dat andere programma. Dat was wel grappig.’
Nancy bloosde. ‘Hé, ik wil wel eens zien wat jullie voor troep kijken als jullie midden in de nacht moeten opblijven met een baby. Ik begin er alleen maar over omdat ze me daaraan doet denken. Ze is snel, ze improviseert, en ze heeft een voordeel dat de meeste leugenaars niet hebben: in haar geval is het prima om zich af en toe vergissen, want mensen zeggen zo vaak iets wat niet klopt. Zoals die krekels. Ze vertrok geen spier toen ik erop wees dat het maart was. Ze wist dat ik haar op dat moment op een leugen betrapte. Maar ze ging gewoon door. De brigadier heeft gelijk. Je kunt dat verhaal met die botten wel op haar uitproberen, maar ze zal er haar hand niet voor omdraaien.’
De lift ging open en na een snelle blik de lobby in herkende Miriam Toles Infante. Gisteravond, toen Infante haar had opgewacht op het vliegveld, had hij iemand verwacht die zich, nou ja, Mexicaanser kleedde. Geen sombrero's, zo stom was hij nou ook weer niet. Maar misschien zo'n wijde rok in felle kleuren of een geborduurde blouse. Hij had ook aangenomen dat ze er ouder zou uitzien dan de achtenzestig jaar die ze eigenlijk oud was. Maar Miriam Toles had dat gevoel voor stijl dat hij herkende van de New Yorkse vrouwen die hij had gezien toen hij als kind door de stad liep: zilvergrijs haar in een strenge bob tot op haar kin, grote zilveren oorbellen, geen andere sierraden. Hij zag Nancy naar haar eigen outfit gluren, een roze shirtje met een kaki rokje dat eigenlijk een beetje losser hoorde te zitten, en hij wist dat ze zich suf een dikkig voelde. Hij durfde te wedden dat Miriam Toles dat effect vaak op andere vrouwen had. Ze was niet echt mooi, dat was ze waarschijnlijk nooit echt geweest. Maar ze was elegant en ze moest een moordfiguur hebben gehad.
Hij was zich ervan bewust dat Chet Willoughby naast hem een beetje rechter op ging staan, en zelfs zijn buik een beetje inhield.
‘Miriam,’ zei de oude rechercheur een beetje stijfjes. ‘Wat goed om je weer te zien. Hoewel de omstandigheden uiteraard beduidend minder goed zijn.’
‘Chet,’ zei ze. Ze stak haar hand naar hem uit en de oude rechercheur liet zijn adem weer los. Had hij gehoopt op een kus op zijn wang, een omhelzing? Het was raar om deze zestiger helemaal nerveuzig verliefd te zien doen. Hield het nooit op? Moest het niet een keer ophouden? De laatste tijd leek ieder tweede reclamespotje over impotentie te gaan. Infante merkte dat hij het stom vond om je tegen je lichaam te verzetten, dat het bijna een soort opluchting moest zijn als je lul het erbij liet zitten, eindelijk klaar. Die van hém zou natuurlijk nooit de geest geven, zoveel wist hij wel over zichzelf, en het zou rot zijn als je impotent raakte als bijverschijnsel van medicatie ofzo. Maar hij had erop gerekend dat er daarmee eindelijk een keer een eind aan die emotionele gekte zou komen, die rare zorg om wat de andere persoon van je vond. Terwijl hij naar Willoughby keek, realiseerde hij zich dat dit net als alles eindigde: met de dood.
Miriam staarde naar het doffe fruit dat ze van het ontbijtbuffet had gepikt, harde stukjes van vruchten die niet bepaald bij het seizoen pasten. Ze wilden niet een van die vermoeiende mensen zijn die hun eigen manier van leven prediken, maar ze miste Mexico nu al, de dingen die ze de laatste zestien jaar als vanzelfsprekend had gezien: het fruit, de sterke koffie, de heerlijke gebakjes. Ze voelde zich gegeneerd door deze schamele lunch, vooral omdat de vier agenten het een traktatie leken te vinden. Zelfs de jonge vrouw zat flink te eten, hoewel Miriam opmerkte dat ze alleen proteïnen op haar bord had liggen.