Home>>read Wat de doden weten free online

Wat de doden weten(110)

By:Laura Lippman


‘Ik ga met pensioen, Dave. Per eind juni.’

‘Met pensioen? Je bent nog zo jong. Jonger dan ik.’

‘Na twintig jaar kun je een volledig pensioen krijgen en ik heb het tweeëntwintig jaar volgehouden. Mijn vrouw, Evelyn, heeft nooit echt een goede gezondheid gehad. Ik wil nog wat tijd met haar doorbrengen voordat… Je hebt van die instellingen waar je zelfstandig kan wonen en waar je op hetzelfde terrein, in je eigen appartement kan blijven als je ziek wordt. Het is nog niet zo ver, maar over een jaar of vijf… Ik wil gewoon, hoe noem je dat? Ik wil zoveel mogelijk uit mijn tijd met haar halen.’

‘Ga je eigenlijk nog wel werken? Freud geloofde dat werk essentieel was voor de geestelijke gezondheid van een man. Van een mens.’

‘Misschien wordt ik ergens vrijwilliger. Ik hoef geen… Nou ja, er zijn genoeg dingen waarmee ik me bezig kan houden.’

Eigenlijk had hij op het punt gestaan om te zeggen: ik hoef geen geld te verdienen. Maar ook al kende hij Dave al veertien jaar en hadden ze het over de meest intieme en de afschuwelijkste onderwerpen gehad, Willoughby had nog altijd zo zijn reserves. Misschien was hij er wel zo aan gewend dat hij bij zijn collega's op zijn hoede moest zijn wat betreft zijn geld, dat hij die gewoonte bij Dave niet kon breken. Een keer, slechts één keer had hij Dave uitgenodigd voor Kerstmis, een uitnodiging uit medelijden. Dave had een stoer politiefeest verwacht. Hij had ernaar verlangd zelfs, want zo'n feest zou iets nieuws zijn. Maar het was meer een buurt- en familieaangelegenheid geweest – en wat voor familie, wat voor buurt. Dit was het soort vriendelijke, verzekerende sociale gemak dat de families uit Pykesville uit Daves jeugd hadden willen bereiken met al hun luidruchtige vertoon, maar het was onmogelijk om rijkdom van dit kaliber te imiteren. Geperste broeken, kaashapjes, martini's, dunne vrouwen en mannen met rode gezichten die allemaal zachtjes spraken, ongeacht hoeveel drank ze wegtikten. Het was het soort gelegenheid dat hij aan Miriam had willen beschrijven, als ze nog met elkaar hadden gesproken. Maar Mirams telefoon was onbeantwoord gebleven toen hij gisteravond had gebeld, zonder een antwoordapparaat dat opnam.

‘Wat zal er… Wie zal er…’ Zijn keel voelde dik en hij werd bijna overspoeld door paniek.

‘De zaak is al aan iemand toebedeeld,’ zei Willoughby snel. ‘Een slimme, jonge rechercheur. En ik zal er extra op hameren dat hij je in de gaten moet houden. Er zal helemaal niets veranderen.’

Dat is precies het probleem, dacht Dave grimmig. Er zal helemaal niets veranderen. Er zullen aanwijzingen blijven komen, maar weer verdampen als dauw. Zo nu en dan zal er een of andere gek of een gevangene die naar een speciale behandeling hengelt met een bewering komen, die daarna niet zal blijken te kloppen. Er zal helemaal niets veranderen. Het enige verschil was die nieuwe rechercheur, die ongeacht wat hij wist, ongeacht wat er in het dossier staat, er uiteindelijk niet van begin af aan bij was geweest. Het was in zekere zin nog pijnlijker dan zijn breuk met Miriam, en het was beslist minder verwacht.

‘Zullen we elkaar… blijven spreken?’

‘Natuurlijk. Wanneer je maar wilt. Joh, ik blijf de zaak gewoon volgen, je moet niet denken dat ik dat niet zou doen.’

‘Oke,’ zei hij.

‘Ik moet het wel omzichtig doen. Ik kan die nieuwe man niet te veel in zijn nek blijven hijgen. Maar deze zaak zal altijd van mij blijven. Het is een van de twee zaken die me het meest na aan het hart liggen.’

‘Een van de twee?’ Dave kon het niet laten. Hij was geschokt door het idee dat er nog andere zaken waren die Willoughby's aandacht vergden.

‘Die andere is opgelost,’ zei Willoughby snel. ‘Lang geleden. Die zaak draaide om… goed politiewerk, ondanks heel lastige omstandigheden. Ze vallen niet echt met elkaar te vergelijken.’

‘Ja, ik snap wel dat een zaak die om goed politiewerk draait niet te vergelijken is met die van mij.’

‘Dáve.’

‘Het spijt me. Het komt door vandaag. Vandaag is het dé dag. Veertien jaar en we hebben nog niet één rottige aanwijzing, nog geen gerucht, laat staan twee. Ik weet nog steeds niet hoe ik hiermee om moet gaan, Chet.’

‘Hiermee’ was alles, niet alleen zijn status als eeuwig slachtoffer van een misdaad waarvan nooit was vastgesteld wat hij inhield, maar zijn hele bestaan. Hij had geleerd hoe hij ‘verder moest’ want die kreet betekende een lange, slepende tocht het niets in, pure daadloosheid. Verdergaan was makkelijk. Maar hij was allang vergeten hoe hij moest bestaan. Voor het eerst in vijf jaar dacht hij aan zijn vrienden in het Vijfvoudig Pad, aan het rituele verbranden en het mediteren waar hij mee was opgehouden omdat hij niet langer kon volhouden dat hij in het moment leefde. In het wonderland van Alice was de regel: morgen jam en gisteren jam, maar nooit vandaag jam. Maar in Daves wereld was er geen vandaag, alleen gisteren en morgen.