Uiteindelijk koos ze haar nieuwe naam en identiteit, precies zoals Stan haar had geleerd. Tijd om opnieuw te beginnen. Weer. Het was jammer dat ze deze baan niet op haar cv kon gebruiken, maar ze had besloten dat ze toch niet in de krantenwereld zou blijven. Als ze eenmaal de juiste diploma's op zak had dan zou ze een mooiere thuishaven voor haar vaardigheden vinden, in een industrie waar talent financieel beloond werd. Ze kon veel meer dan wat ze bij de Fairfax Gazette deed, ook al duwden ze haar uit het nest. Werkte het altijd zo? Zelfs in de beroerdste situatie had ze altijd iemand nodig gehad om haar weg te duwen, haar aan te moedigen om verder te gaan. Wat had ze toch staan huilen op station Greyhound, terwijl andere mensen naar haar glimlachten en knikten, denkend dat ze niet meer dan een bange tiener was die niet van huis weg wilde.
Toen ze haar research gedaan had, hoefde ze alleen nog één kleine code te programmeren, haar afscheidscadeautje aan de Gazette. Toen mevrouw Hennesey de volgende dag inlogde, crashte haar computer en vernietigde meteen ieder artikel waar op dat moment aan werd gewerkt, zelfs die waar de meer verantwoordelijke verslaggevers keurig backu-ps van hadden gemaakt. Tegen die tijd zat ze allang in een eettentje in Anacostia op Stan Dunham te wachten. Hij had geprobeerd haar over te halen om verder naar het noorden te rijden, maar ze vertelde hem dat ze de staatsgrens met Maryland niet wilde oversteken en dat hij maar naar haar toe moest komen. En tot op de dag van vandaag had ze altijd precies van Stan Dunham gekregen wat ze wilde.
36
‘Want ze was geadopteerd, wist je dat?’
Dave had in de rij gestaan voor een kaneelrol toen dit ene zinnetje door het geroezemoes om hem heen brak en hem raakte alsof het een schoen of een klein steentje was. De opmerking was echter niet aan hem gericht, maar was deel van een gesprek tussen twee middelbare vrouwen die achter hem in de rij stonden.
‘Wat?’ vroeg hij, alsof het hun bedoeling was geweest om hem in het gesprek te betrekken. ‘Wie was er geadopteerd?’
‘Lisa Steinberg,’ zei de een.
‘Dat kleine meisje uit New York, dat door haar adoptievader werd geslagen? Helemaal terecht dat die eikel de cel in gaat. Maar ze hadden de moeder ook moeten pakken. Geen enkele echte moeder was er gewoon naast blijven zitten terwijl dat allemaal aan de gang was. Dat bestaat gewoon niet.’
Ze knikten tevreden, alsof ze alle geheimen van de wereld kenden. Het waren stevige vrouwen met deegachtige gezichten, antireclame voor alles wat er bij Bauhoff's werd verkocht. Dave moest denken aan een boek dat Heather en Sunny geweldig hadden gevonden, Beastly Boys and Ghastly Girls, met grillige tekeningen van een of andere beroemdheid. Addams? Gorey? Iemand uit die kringen. Het waren hele slimme lijntekeningen. Een verhaaltje ging over een jongetje dat niets anders dan zoetigheid at, totdat hij smolt door de zon, tot er niet meer van hem over was dan een drillerig plasje vlees met een gezichtsuitdrukking.
‘Hoe kan…’ begon hij, maar juffrouw Louise, die na al die jaren als zijn buurvrouw gewend was aan zijn buien, leidde zijn aandacht af zoals een moeder een woede-uitbarsting van haar zoon zou kunnen afwenden.
‘Appelflappen vandaag, meneer Bethany. Ze zijn nog warm.’
‘Dat moet ik niet…’ begon hij. Dave zat nog steeds op hetzelfde gewicht dat hij als student al had gehad, maar ook zijn vlees begon vrij week te worden. Het zat los op een manier waar hij niet meer vanaf kon komen. Een paar jaar geleden was hij gestopt met hardlopen omdat hij er geen tijd meer voor had.
‘Kom op, er zit appel in, dat is goed voor je. Een appel per dag, zegt de dokter altijd.’ En dankzij die appelflap wist juffrouw Louise hem de winkel uit te krijgen voordat hij zijn geduld verloor.
Hij was niet helemaal zichzelf geweest vanmorgen, om de gewoonlijke redenen en ook om wat nieuwe. Zijn jaarlijkse beller had dit jaar niets van zich laten horen. Het was al jaren geleden sinds de man daadwerkelijk iets had gezegd, nu hij de passief agressieve voorkeur had ontwikkeld voor ophangen zonder iets te zeggen, maar het telefoontje was ieder jaar op 29 maart blijven komen. Gek om zich van alles juist daar druk over te maken, maar het vrat aan Dave. Was deze kerel dood? Of had hij het ook opgegeven? Zelfs engerds gaan verder met hun leven. Toen had Dave Willoughby gebeld. De rechercheur was de datum niet vergeten, integendeel. Hij had het stoïsche begrip geboden dat Dave van hem was gaan verwachten, woordeloos medeleven. Geen: ‘Hé Dave, hoe gaat het?’ Niet de pretentie dat er schot in de zaak zat. Alleen: ‘Hallo, Dave, ik heb het dossier voor me liggen.’ Willoughby had het dossier altijd voorhanden, maar hij maakte er een punt van om het op deze datum voor zich te hebben.
Toen kwam de bom.