‘Daar komen we nog wel op.’
21.10 uur
‘Dus eenmaal in het busje…’
‘We reden. We reden en we reden maar. Het leek heel lang te duren, maar misschien klopte mijn gevoel voor tijd niet. Op een gegeven moment parkeerde hij het busje en stapte hij uit. We probeerden de deur te openen…’
‘Je zat niet vastgebonden, zoals je zus?’
‘Nee, daar was geen tijd voor. Hij greep me gewoon vast en gooide me naar binnen. Ik heb geen idee hoe hij Sunny had weten te bedwingen.’
‘Maar u zei: “we probeerden de deur te openen.”’
‘Ik heb haar natuurlijk losgemaakt. Ik liet haar niet vastgebonden zitten. Hij stopte. We probeerden de deur te openen, maar hij was van buitenaf op slot gedaan. En er zat plaatgaas tussen het achterste deel van het busje en het passagiersgedeelte, dus we konden er ook niet uit via de zijdeur.
‘Hebt u geroepen?’
Ze staarde Nancy leeg aan.
‘Terwijl hij uit het busje was. Hebt u om hulp geroepen?’
‘Nee. We wisten niet waar we waren, of er iemand was die ons zou horen. En hij had ons bedreigd, gezegd dat er verschrikkelijke dingen met ons zouden gebeuren. Dus nee, we hebben niet geroepen.’
Nancy staarde naar de taperecorder, maar zei niets. Dat was goed, dacht Willougby. Ze gebruikte de stilte als een prikkeling en liet de vrouw wachten.
‘We waren buiten de stad. Er zaten… krekels.’
‘Krekels? In maart?’
‘Of een ander vreemd geluid. Iets wat we niet kenden. Misschien was het wel gewoon de stilte.’ Ze richtte zich tot Gloria. ‘Moet ik dit stuk in detail vertellen? Is dat echt nodig?’ Daarna begon ze zonder op een antwoord te wachten met het verhaal waarover ze beweerde erover te walgen het te vertellen. ‘Hij nam ons mee naar zijn huis, dat ergens in niemandsland stond. Een boerderij. Hij wilde dat we… dingen deden. Sunny verzette zich tegen hem en hij heeft haar vermoord. Ik geloof niet dat het zijn bedoeling was. Hij leek verbaasd te zijn toen het gebeurde. En verdrietig zelfs. Is dat mogelijk? Dat hij verdrietig was? Misschien was hij al van plan geweest om ons te vermoorden maar realiseerde hij zich toen dat hij niet tot moord in staat was. Hij vermoordde haar en daarna vertelde hij me dat ik nooit meer bij hem weg kon gaan. Dat ik bij hem en zijn gezin moest blijven, er deel van moest uitmaken. En dat als ik dat niet zou doen… Nou ja, dan zou hij geen andere keus hebben dan met mij te doen wat hij met Sunny had gedaan. Ze is dood, zei hij. Ik kan haar niet terughalen. Maar ik kan jou een nieuw leven geven, als je dat wilt.’
Willoughby kreeg een beeld van een snelweg voor zich, de manier waarop de weg soms glom aan het einde van de zomer, hoe de lucht leek te trillen bij zonsondergang. Dit verhaal had iets soortgelijks, hoewel hij niet helemaal kon uitleggen wat het was. Het begon al met de krekels, hoewel ze had aangegeven dat ze niet zeker wist dat die er waren. Het enige wat hij wist was dat ze de waarheid afwisselde met leugens, dat sommige stukken van haar verhaal klopten, maar dat andere vervormd waren. Gevormd. Naar welke verwachtingen? En met welk doel?
‘Zijn familie? Dus er waren ook anderen bij betrokken?’
‘Ze wisten niet alles. Ik weet niet zeker wat hij zijn vrouw en zoon heeft verteld – misschien dat ik weggelopen was en hij me van de straten van Baltimore heeft gered, een meisje dat om wat voor reden dan ook niet meer naar huis kon. Het enige wat ik weet is dat hij naar de bibliotheek is gegaan, oude kranten heeft doorgenomen en een verhaal vond over een brand in Ohio een paar jaar eerder. Er was een heel gezin omgekomen. Hij zocht uit hoe het jongste kind had geheten en vroeg een sofinummer aan voor haar naam. Daarmee lukte het hem om me op een parochieschool in York aan te melden.’
‘Met niet meer dan een sofinummer?’
‘Het was een parochieschooltje en hij vertelde hen dat ik verder niets meer had, dat alles vernietigd was en dat het nog maanden zou duren voor hij een geboorteakte had. Hij was een gerespecteerd politieagent. Meestal wilden mensen hem het liefst te vriend houden.’
‘Dus hij meldde u op een school aan, stuurde u er iedere dag naartoe, maar u probeerde niemand te vertellen wie u was en waar u was geweest?’
‘Dat gebeurde niet direct. Hij wachtte tot de herfst. Dat duurde bijna zes maanden, waarin ik onder zijn dak woonde zonder enige vrijheid. Er was nog maar weinig van me over tegen de tijd dat ik terug naar school ging. Ik had zes maanden lang iedere dag te horen gekregen dat ik niemand wat kon schelen, dat er niemand naar me op zoek was en dat ik voor alles van hem afhankelijk was. Hij was volwassen… en een agent. Ik was een kind. Ik geloofde hem. En trouwens, ik werd iedere nacht verkracht.’
‘En stond zijn vrouw dat toe?’