Heather trok de mantel dicht, keek voorzichtig om zich heen en bemerkte dat het waar was, wat hij gezegd had. Zij scheen het middelpunt van de belangstelling. Zelfs de zeeman hield even op met zingen, toen hij haar aanstaarde. Maar dan begon hij weer:
Zwart is de kleur van het haar van mijn geliefde
Haar blik is zo wondermooi.
De zuiverste ogen en de zachtste handen.
Ik houd van het gras, waar haar voeten stonden.
Ik houd van mijn geliefde en zij weet dat heel goed.
Ik houd van het gras, dat zij betreedt
En als zij niet meer op deze aarde blijven kan,
Dan zal mijn leven ook snel teneinde zijn.
Heather keek naar haar man en zag dat het liedje van de zeeman hem irriteerde. Hij had zijn ogen neergeslagen, terwijl hij at, maar in zijn wang trilde een spiertje. Zoals reeds eerder gebeurd was, hield zij angstig haar mond, want zij vode zijn woede.
Na het eten wees de herbergier hen de kamer die George besproken had. De bediende bracht de bagage en verliet het vertrek dan weer met de herbergier. Even verwachtte Heather dat Brandon ook zou vertrekken om nooit meer terug te komen, maar hij ging gemakkelijk in een stoel zitten en scheen geen haast te hebben. Daarom ging zij naar hem en liet hem haar jurk losmaken. Langzaam begon zij zich uit te kleden alsof zij verwachtte, dat hij blijven zou. Zij maakte haar haren los en ging er met haar vingers doorheen, want zij had geen kam of borstel. Zij was zich ervan bewust, dat de blik van haar man op haar rustte, toen zij uit haar jurk en hemd gleed en die over een stoel legde. Dan trok zij de nachtpon aan, die Lady Hampton haar gegeven had.
De nachtkleding was gemaakt van dun, wit batist met ingezette kant op de boezem. Onder de borsten was een smal, wit lint door het kant geregen, dat vastgebonden moest worden. De mouwen waren ruim en lang en eindigden in kanten manchetten, die over haar handen vielen. Ofschoon deze kleding niet zo dun was als de nachtpon in haar huwelijksnacht, was deze, evenals de andere, bestemd om een man genot te schenken, maar toen zij voor de kaars langsliep, bracht dat een vloek op Brandon’s lippen. Verschrikt keek Heather op en ontdekte, dat hij met grote passen naar de deur liep.
‘Over een uur of twee ben ik terug,’ gromde hij en opende de deur. Dan was hij weg en Heather zonk op de grond, terwijl de snikken haar lichaam deden schokken.
‘Hij kan zelfs de waarheid niet vertellen,’ snikte zij. ‘Hij zal nooit meer terugkomen.’
Iedere seconde die nu voorbijging, leek langer dan de vorige. Zij liep op en neer, vroeg zich af wat zij nu doen moest en waar zij heen moest gaan. Zij kon niet alweer naar haar tante teruggaan en het kind laten opgroeien in de harteloze handen van die vrouw. Ook kon ze niet naar Lord Hampton gaan en hem om hulp vragen. Zij was te trots om hem weer lastig te vallen met haar moeilijkheden. Als het leven haar genadig was, zou ze misschien werk kunnen vinden hier beneden, in de herberg. Morgen zou ze ernaar informeren, maar vannacht wilde ze slapen, als dat tenminste lukte.
De nacht vorderde. Ofschoon Heather erin slaagde haar twijfels opzij te schuiven en wat kalmer te worden, wilde de slaap echter niet komen. Het scheen haar toe, dat het een eeuwigheid geduurd had, toen zij de klok een uur hoorde slaan. Met een kreet vloog zij overeind en rende naar het raam om dat dicht te doen. Zij liet haar hoofd tegen het hout steunen en haar slanke schouders schudden van het snikken. Precies voor haar deur hoorde zij de stem van een man. Een andere stem antwoordde. Haar angst werd groter en toen de deur openging, trok alle kleur uit haar gezicht weg. Maar het licht op de gang onthulde het gezicht van George en omgaf de grote, breedgeschouderde gestalte van haar man.
‘Jij komt terug?’ hijgde zij.
Hij wendde zijn gezicht in haar richting voordat hij de deur dichtdeed en zij weer in het donker waren.
‘Waarom slaap jij niet?’ vroeg hij en liep in het donker in de richting van het bed. Er weerklonk het gekras van vuursteen over ijzer. De tondel vatte vlam. Hij ontstak de kaars op de tafel en keek haar aan. ‘Benje ziek?’
Uit de donkere schaduwen kwam zij op hem toe, het kaarslicht deed de tranen in haar ogen glinsteren.
‘Ik dacht dat je mij in de steek gelaten had,’ mompelde zij. ‘Ik dacht dat jij nooit meer terug zou komen.’
Even keek hij haar wat verbaasd aan, dan glimlachte hij teder en trok haar naar zich toe. ‘En was je bang?’
Ze knikte zielig en probeerde een snik te onderdrukken, maar het eindigde in een hees gekraak. Teder streek hij het haar uit haar gezicht en raakte met zijn lippen haar voorhoofd aan om haar beven te doen ophouden.
‘Jij was geen moment alleen, ma petite. George stond al die tijd buiten bij de deur op wacht. Hij is nu wat gaan slapen. Maar dacht je werkelijk dat ik zo’n schoft was, dat ik jou zou achterlaten zonder voor je veiligheid te zorgen?’