Waarheen De Storm Ons Voert(54)
Zij had er niet aan gedacht dat hij zo wreed zou zijn haar achter te laten. Zij voelde een kilte, die in het diepst van haar binnenste begon te groeien.
‘Wordt dat werkelijk mijn lot?’ vroeg zij zich verlaten af. ‘Om in het havenkwartier achtergelaten te worden, om het kind ter wereld te brengen onder de handen van vroedvrouwen, die niets anders kennen dan vuil en smerigheid? Zal mijn zoon een naam hebben en toch als een schooier in de goot opgroeien?’ Zij draaide zich om en een angstige huivering ging door haar tengere lichaam.
Kent deze man geen medelijden? Als hij graag zag dat zij hem smeekte, zou zij op haar knieën vallen en pleiten voor het leven van haar kind. Maar dat scheen hij niet te willen. Hij had kil en zonder gevoel zijn plan gemaakt. Zij moest naar een herberg.
Terwijl zij probeerde haar angsten te onderdrukken, liet zij de rode jurk over haar hoofd glijden en liep naar de plaats waar hij zat. De diepe, warme kleur van de japon gaf haar ogen iets donkers, zodat ze er nu uitzagen als het middernachtelijk blauw. De rimpelloze, blanke huid stak smetteloos af tegen het rood. Haar boezem was in al zijn schoonheid voor een groot deel zichtbaar, want de jurk bedekte nauwelijks de rose toppen.
Vreselijk bang en onzeker hoe hij zou reageren als zij hem om deze kleine gunst zou vragen, draaide Heather hem de rug toe.
‘Ik kan de sluiting niet dichtmaken,’ mompelde zij zacht, terwijl haar maag zich omdraaide en haar verwarring nog groter werd. ‘Wil jij het even doen?’
Zij voelde zijn vingers op de rug van haar jurk en boog haar hoofd naar voren. Nauwelijks ademhalend wachtte zij, totdat hij klaar was om zich dan weer te verwijderen, terwijl ze hem een onzekere blik over haar schouder toewierp. Hij zat alweer in zijn boeken te neuzen. Alleen was er nu een kwade frons op zijn voorhoofd.
Toen zij op haar tenen door het vertrek liep, haar bruidsjurk opborg, de kleren inpakte die zij in de herberg nodig zou hebben en zijn uitgesmeten jas op een haak in de kast hing, hield zij hem stiekem in de gaten, omdat zij bang was dat zij iets doen zou dat hem kon irriteren. Maar hij scheen helemaal op te gaan in zijn boeken. Voor hem bestond zij niet meer.
Langzaam en traag ging de tijd voorbij. Toen George koffie en thee bracht, werd de monotoonheid even doorbroken. Maar toen hij de kapitein zijn koffie gaf, zei hij nauwelijks iets, en toen hij haar de thee op de verhoging achter haar man bracht, zei hij helemaal niets. De bediende verdween, zodat zij weer alleen zat en luisterde naar het zachte kraken van het schip en het eentonige kloppen van haar hart.
Het was bijna tien uur, toen Brandon zijn stoel achteruit schoof en haar eindelijk weer een blik waardig keurde. Zijn ogen zakten naar haar boezem en opnieuw fronste hij zijn voorhoofd.
‘Je kunt beter mijn mantel op weg naar de herberg dragen,’ zei hij plotseling. ‘Ik voel er niets voor om aan de wal opgewacht te worden door een of ander souteneurtje, die denkt, dat jij hem heel wat geld in het laatje kunt brengen.’
Heather bloosde en haar blik liet die van Brandon los. Zij mompelde een gehoorzaam antwoord, kwam uit de kussens van de bank en schoof langs hem door om de mantel te halen.
Even later zaten ze in de boot en wachtten tot George eveneens naar beneden kwam. De bediende liet haar spullen en een duffelse tas in de boot zakken, volgde dan zelf en gaf de matrozen bevel af te stoten. Aan land liep hij achter hen en keek scherp uit over zijn schouder naar mogelijke dieven en ander onguur gespuis.
Zonder dat er iets gebeurde, bereikten zij de herberg. Zij traden binnen onder de melancholieke melodie van een liedje dat een zeeman zong. De man was klein en mager, maar zijn stem was een volle en tedere bariton. Om hem heen zaten een paar mannen bier te drinken, helemaal in de ban van zijn betoverende stem. Een vuur kraakte in de haard; de geur van gebraden varken vulde de lucht en deed Heather watertanden. Zij sloot haar ogen en probeerde niet te denken aan de honger, die aan haar maag knaagde.
Brandon mompelde iets tegen George en de bediende verdween snel om wat met de herbergier te bespreken, terwijl Heather haar man naar een hoektafeItje volgde. Zij ging op de stoel zitten, die hij voor haar klaarhield en even later stond het eten en drinken voor hen. Dankbaar begon Heather te eten, want haar maag knorde van de honger.
Zij bemerkte niet dat de mannen haar aanstaarden en dat de mantel van haar schouders gleed. Ook zag ze de twee louche figuren niet, die aan de andere kant van de gelagkamer zaten en fluisterend met elkaar spraken. Haar aandacht was verdeeld tussen het eten en het liedje ‘Greensleeves’, dat de pikbroek zong. Zij schrok toen haar man zich over haar heenboog en de mantel weer over haar schouders trok. Haar gezicht werd vuurrood, toen zij hem aankeek.
‘Ik heb die jurk gekocht voor mijn privé-genoegen, mijn beste,’ zei hij zacht. ‘Het lag niet in mijn bedoeling dat jij andere mannen zou amuseren met een uitzicht op jouw liefelijke boezem. Bovendien is het niet verstandig. Je windt de kerels alleen maar op.’