Home>>read Waarheen De Storm Ons Voert free online

Waarheen De Storm Ons Voert(52)

By:Kathleen Woodiwiss


Dichterbij haar leefde de haven in een chaos van geluiden, beelden en stank. Luierende zeelui slenterden rond met de stank van de uitspattingen van de voorbije nacht nog om hen heen. Vuile, ongewassen straatmadelieven liepen openlijk met hun waren te koop, hopend een paar shilling te verdienen of een onderkomen voor de nacht en wat eten. Een groep ratten vocht piepend om de afval in de open goot en vluchtte toen een kwajongen een stuk steen tussen hen in liet neerkomen. Schril gelach steeg op, toen een paar ongewassen schooiers langs de kade renden, over de goot sprongen en in een steegje verdwenen.

Heather beefde bij de herinnering hoe zij erover gedacht had haar bastaard in de goot te laten geboren worden en op te laten groeien in deze straten. In ieder geval zou dit kind nu een bestaan hebben dat ver boven dit leven hier lag. Wat kon het schelen of zij als echtgenote niet bemind werd of gewild was? Haar kind had een vader en iets van een tehuis, ondanks het feit dat zijn verwekker op zee was. Dit was dus het leven van een koopvaardijkapitein. Deze smerige, vuile omgeving rond haar en dat kleine schip daarginds. Welke rol zij in het leven van haar echtgenoot spelen zou, wist zij nog niet. Zij wist alleen dat zij de moeder van zijn kind zou zijn. Of hij haar op zijn volgende reizen mee zou nemen of haar, goed ingericht, thuis zou laten, was een beslissing, die hij alleen maar nemen kon en waarin zij weinig of niets te zeggen had. Maar zoals zij nu de wind, die de zoute zeegeur in haar neusgaten bracht, tegemoet trad, zo moest zij ook het leven tegemoet treden - hoofd omhoog, de kleine genoegens, die haar man haar zou gunnen, nemend. Mettertijd zou zij er misschien niets meer om geven, dat de liefde aan haar voorbijgegaan was.

Toen de hand van haar man haar rug aanraakte, gingen haar dromen weer tot de werkelijkheid over. Hij was geruisloos achter haar komen staan en sloeg zijn mantel om haar schouders.

‘We moeten nu naar de boot gaan,’ mompelde hij. Hij nam haar arm en loodste haar door de stapels vrachtgoed, geteerde touwen en netten, toen de sloep het einde van de pier naderde. Toen het vaartuig de kant raakte, sprong de kleine man aan land en haastte zich naar hen toe. Hij rukte de zeemanspet van zijn hoofd en met een schok drong het tot Heather door dat het George was, de bediende van haar man. De bediende boog houterig en sprak zijn meester aan.

‘We dachten dat u gisteren al terug zou komen, kap’tein. We hadden u al haast opgegeven. Ik was juist van plan de jongens te mobiliseren om de stad af te zoeken, want ik vreesde dat u in handen van ronselaars gevallen was.’ En direct er achteraan met een hoofdknik: ‘Hallo, mum.’

‘We werden nog even bij Lord Hampton opgehouden,’ antwoordde Brandon.

Met een knik en weer zo’n houterige beweging plantte George zijn muts weer op zijn glimmend, kaal hoofd, nam de bagage van zijn kapitein over en liep ermee achter hen aan, terwijl zij naar de boot gingen. Brandon daalde als eerste in het vaartuig af, zette dan zijn jonge vrouw met een zwaai naast zich neer om haar vervolgens een plaats op de boeg aan te wijzen. George gooide hem de bagage en de vanglijn toe, klom de ladder af, nam zijn plaats op de achtersteven weer in en maakte de helmstok los.

‘Vooruit, actie, maats!’ commandeerde hij. ‘We varen weer! Afduwen! Bakboordriemen gelijk met het water - nu trekken, jongens, trek… trek! Nu allebei de riemen! Krom jullie ruggen, maats. Het is toch al koud genoeg voor de mum, dus haast je wat. Span je wat in, jochies, doe je best!’

De kleine boot gleed onder de achtersteven van een koopvaarder door en zette in het open water koers naar de Fleetwood. De wind deed een korte golfslag ontstaan en de ijzige waterdruppels sloegen in Heather’s gezicht, zodat een koude rilling door haar heen ging en haar de adem benam.

Zij trok Brandons mantel om zich heen en zocht beschutting in de warme plooien. Maar ook dit comfort duurde maar kort, want de elementen schenen samen te werken om haar het verblijf in de open boot zo onaangenaam mogelijk te maken.

De boeg van de walvisjager brak de rug van iedere golf, schoot dan omhoog en plofte vervolgens in het golfdal. De ongewone beweging bracht Heather’s maag van streek en iedere nieuwe duik van de boot scheen haar misselijkheid wat te doen toenemen. Zij wierp een wanhopige blik op haar man, die met zijn gezicht in de wind zat en scheen te genieten van de zoute sproeiregen. Zij drukte haar hand tegen de onderkant van haar keel.

‘Als ik nu overgeef, zal hij mij dat nooit vergeven,’ dacht zij in paniek.

Haar knokkels waren wit, maar haar gezicht nam langzaam de groenachtige waas van de zee aan. Bijna had zij het gevecht gewonnen, maar toen zij het schip naderden, sloeg zij haar ogen op en zag de grote masten, die boven haar heen en weer gingen in een beweging, die precies het tegenovergestelde was van de bewegingen, die zij onderging. Een kreet van ellende ontsnapte aan haar lippen. Onmiddellijk was Brandon een en al aandacht. Slechts een ogenblik keek hij naar het bleke, vertrokken gezicht en de slanke handen, die nog probeerden te redden wat er te redden viel, en kwam snel in actie. Hij drukte haar hoofd voorzichtig over het dolboord, terwijl hij haar met zijn arm rond haar borst vasthield. Zo liet hij de natuur haar werk doen in zee.