‘Het kind is van mij,’ gaf Brandon effen toe.
Tante Fanny giechelde en wendde zich dan met een zegevierende grijns tot Lord Hampton.
‘Nou, wat heb ik u gezegd? Doet u het nu?’
‘Ja,’ zuchtte hij moe. ‘Om Heather uit haar netelige positie te redden, waarin zij dank zij uw nalatigheid geraakt is. Ik betreur de dag, waarop ik u toestemming gaf, haar onder uw hoede te nemen. U had deze niet te evenaren edelsteen veel beter moeten bewaken,’ Zijn woedende blik ging nu naar Oom John, die daar heel rustig zat en zich diep schaamde. ‘En u, die hetzelfde bloed in de aderen heeft, bent waardeloos in mijn ogen. U maakt mij misselijk.’
‘Nou, en zij dan?’ schreeuwde Tante Fanny. ‘Zij heeft het gedaan. Zij was het, die met die vent in bed kroop.’
‘Nee!’ hijgde Heather.
Deze onvrijwillige ontkenning ontsnapte haar voordat zij zich realiseerde, wat zij gezegd had. Met een woest gegrom draaide Tante Fanny zich om en sloeg Heather hard in het gezicht. Zij raakte haar zo hard, dat de zachte onderlip bloedde en haar wang gekneusd werd. In het duister achter Heather werd een bierkroes met een woedende klap op de tafel geslagen. Door haar tranen van pijn zag zij dat Lord Hampton opgesprongen was. Hij leunde naar voren en plantte zijn handen stevig op de tafel, terwijl hij dreigend tegen haar tante zei:
‘Madam, u bent het gemeenste schepsel dat ik ooit ontmoet heb. U heeft de manieren van een barbaar en als u een man was, zou ik zeker voldoening gevraagd hebben voor datgene, wat u zo juist gedaan heeft. Nu geloof ik dat het het beste is, als Heather weer naar bed gaat. Het is duidelijk dat deze hele zaak haar maar van streek maakt.’
Daar zij dacht dat zij nu gaan kon, stond Heather op en wilde naar de deur lopen. Maar haar tante greep haar bij de voorkant van haar jurk en schreeuwde: ‘Nee! Deze keer zal zij hier blijven en haar fouten onder ogen moeten zien. Geen fatsoenlijk meisje komt in moeilijkheden door een man. Ik heb mijn uiterste best gedaan haar wat vreze des Heren bij te brengen, maar zij is de dienstmaagd van de duivel. Kijk maar eens wat hij haar gegeven heeft.’
Meedogenloos scheurde Tante Fanny het oude kledingstuk van Heather’s rug in één wrede, ruwe ruk, zodat de schoonheid van haar lichaam voor iedereen te zien was.
In het halfdonker ging een stoel tegen de grond toen Kapitein Birmingham woedend overeind kwam. Met lange, woeste passen liep hij dwars door de kamer op Tante Fanny toe. Zij deinsde achteruit toen zij de grote gestalte zag, die in een zwarte mantel gehuld was. Zijn woedend gezicht werd door de haardvlammen verlicht. Haar ogen werden groot en haar voeten leken wel vastgenageld aan de vloer. Het schoot haar te binnen, dat zij Heather wel eens als een heks beschouwd had en nu was zij er zeker van dat de man voor haar de verpersoonlijking van Satan was. Zij stak haar handen uit alsof zij zichzelf wilde beschermen. Maar de Yankee nam zijn mantel, die nog nat was van de regen, van zijn schouders en legde die rond Heather. Het meisje deed wanhopige pogingen haar naaktheid te bedekken. Hij omhulde haar bevende tengerheid met de plooien van het kledingstuk en deed daardoor Heather nog sterker beven van vrees. De aanwezigheid van zijn lang, gespierd lichaam was al genoeg om haar angst aan te jagen.
Woedend vertrok boven haar donkere hoofd een wangspier van Brandon, terwijl zijn woeste blik de drie mensen, die hem aanstaarden, gevangen hield.
‘Genoeg gezwam,’ beval hij kil. ‘Daar dit meisje mijn kind draagt, zal haar levensonderhoud voor mijn verantwoording zijn. Ik zal mijn thuisreis uitstellen om ervoor te zorgen dat Heather het heel goed zal krijgen in een eigen huis met bedienden, die voor haar zorgen.’ Hij keek Lord Hampton aan. ‘U kunt ervan overtuigd zijn dat zij en het kind ondersteund zullen worden op een manier, die bij haar opvoeding past. In ieder geval behoeft zij niet langer meer te wonen bij haar familie, want ik wil niet dat het kind overgeleverd wordt aan de kwaadaardigheid van dat mens, dat zich tante noemt. Ik was van plan dit als mijn laatste reis te beschouwen, maar gegeven deze omstandigheden zal ik ieder jaar blijven terugkomen om mij ervan te overtuigen, dat zij het goed maken. Morgenvroeg zal ik direct beginnen een passend onderkomen voor het meisje te zoeken. Later op de dag zal ik hier terugkomen om haar mee te nemen naar een dameszaak, waar zij behoorlijk gekleed kan worden. En nu zou ik graag naar mijn schip willen teruggaan, sir. Als u nog wat met deze mensen hier te bespreken heeft, zal ik in uw koets op u wachten, totdat u de zaak hebt afgehandeld,’ Hij richtte zijn blik nu direct op Tante Fanny. Zijn stem klonk gevaarlijk rustig en precies. ‘Ik zou willen voorstellen, madam, dat u uw handen thuishoudt zolang het meisje nog bij u is. Gebeurt dat niet, dan zult u er spijt van krijgen als haren op uw hoofd.’